- Garbâdhâna
samskâra:
zuiveringsritueel voor de voortplanting bij
vaishnava's: extra ronden japa
(50). -
Eerste louteringsrite (samskâra)
van de tien welke het hele leven van de Vedische
mens afpalen. Ze dient ertoe om iemand in een
geestelijke sfeer geboren te laten
worden.
- Gandharva's:
de verheven zangers van de hemel (soms bestraft
voor hun demonische neiging om te gokken, zie
S.B.: 9.7: 3). [RRV2:1]
- Ganesha
(Ganapati/Vighnesvara):
De
olifantsgod, één van de zoons
[zie ook Kârttikeya]
van
S'iva
en Pârvatî,
die voor zijn toegewijden elk struikelblok
wegneemt. De halfgod met de kop van een
olifant belast met de materiële welvaart en
het vrij zijn van tegenslagen. Speelt geen rol
in het Bhâgavatam en behoort als zoon van
Heer S'iva tot die cultuur.
- Garuda:
een reusachtige adelaar die Heer
Vishnu
overal heen draagt.
- Symbool voor het gezag van de Schriftuurlijke
Waarheid, als zodanig ookwel Stotra
genoemd. 'Op de vleugelen der hymnen'
(SB
3.21:
34).
- Ook
genoemd de zoon van Târkshya, de
zoon
van Kas'yapa;
(zie SB 6.6:
21-22).
[RRV2:1]
- Gaudya-vaishnava:
andere naam voor Caitanya-vaishnava's naar de
streek van herkomst.
- Toegewijden van Heer Krishna
in de geestelijke erfopvolging vanaf Heer
S'rî
Caitanya
Mahâprabhu.
(zie ook sampradâya)
- Gaudya-upasana:
Vereringsvorm; verering van Râdhâ-Krishna.
- Gautama:
Auteur van de filosofische en logische
Nyaya
methode.
- Gâyatrî:
[SB
5.7: 13-14]
Mantra
die de relatie met God en de Heer
herstelt. om
bhur bhuva svaha, tat savitur varenyâm,
bhargo devasya dhimahi, dhyo yonah
prachodhayat,
hetgeen zoveel betekent als:
'De oorspronkelijke vorm van het lichaam,
de levenskracht en de allerhoogste
verblijfplaats;
die levensbron zo hoogst uitnemend,
op die goddelijke luister mediteren wij -
moge dit licht ons intellect verlichten.'
(luister
naar dit gebed
en zie
de tekst).
- Geaardheden
der natuur:
in zestien onderdelen [bewustzijn, en de
vijf elementen van aarde, water, lucht, vuur en
ether en de vijf organen van aktie en de vijf
zintuigen
- Geboorten,
drie: SB
4:31-10
: Van
wat voor nut zijn de drie geboorten in deze
wereld van de geboorte uit het zaad, door
inwijding of door de arbeid van het offeren; of
men nu handelt in overeenstemming met wat
menselijk is of wat de Veda's zeggen of dat men
zo lang leeft als een halfgod?
[De eerste geboorte is die uit de
moederschoot; de tweede die uit de inwijding
ontvangen van de geestelijk leraar. Een tweemaal
geborene wordt dvi-ja genoemd.] "Onze vader
is leraar één; Twee: hij die
dvi-ja's binnenleidt in 't geestelijk bestaan;
drie: hij die élk verlicht - ken
hém als Mij (Krishna)". (C10-80-32)
- Geest:
Zie S'rîmad
Bhâgavatam, Canto 11, hoofdstuk 23, vers
42-60.
[* Sommigen denken dat de essentie van de
yoga eruit bestaat de geest helemaal te stoppen,
maar Krishna benadrukt in dit hoofdstuk
duidelijk dat het om de controle gaat, niet zo
zeer het stoppen. Dat stoppen is een
impersonalistische
mâyâvada-boeddhistische
techniek om je op je essentie te concentreren en
vormt een bewust gecreëerde illusie
[zie Boeddhisme].
Neti-neti
zeggend zoals Prahlâda b.v. zal de geest
zich inderdaad concentreren op de essentie
hetgeen nou juist de geest uitbouwt, bevordert,
in die richting. Aldus neemt met het stoppen van
het op de wereld betrokken denken, de ware
bezigheid van de geest in gebeden en filosofie
zijn aanvang. Niet op de siddhi's
afgaand, de mystieke perfecties, moet de
geest zo ingezet worden voor de Fortuinlijke,
voor Krishna, middels het zich concentreren op
Zijn namen, mantra's en verhalen; door
s'ravanam, kîrtananam etc. moet men
leren te luisteren, te zingen en te volgen naar
de schrift, de goeroe en de mede-gelovigen. De
eerste twee yoga sûtra's I.1&2 atha
yogânus'ânamam, yogah citta vritti
nirodah, moeten worden vertaald
met 'nu, als de les van de yoga, ga het
gepieker tegen van de geest over wereldse zaken'
en niet met 'de yogales nu bestaat er uit de
werking van de geest te stoppen'. Natuurlijk
moet je je verstand gebruiken, je geest inzetten
in gehoorzaamheid aan de Heilige Geest, naar de
stem van God; de geest is per slot van rekening
een aspect van het goddelijke bestuurd door
Aniruddha
in de catur
vyuha].
Het mentale van het zich gelijkrichtend ego,
richting van het mentale; eveneens vergeleken
met programma. Beschreven als leven gevend en
van een zekere gemoedstoestand. Een manier van
zien, een conditionering. Men spreekt in het
Nederlands ook wel van verstand en
verstandhouding.
- Geestelijke
orden,
vier:
zie ook Âs'rama.
- Gehechtheid:
de
staat van geconditioneerd zijn aan een
emotionele voorkeur eveneens geassociëerd
met een legale en/of persoonlijke band.
Weerstaat de logica en de rede. Wordt beschouwd
als de bron van lust die aanleiding geeft tot
intelligentieverlies, woede, waanzin en ziekte.
Gehechtheid wordt gewoonlijk gezien als een
zwakheid van het ego leidend tot neurose terwijl
hetzelfde geassociëerd met de ziel wordt
beschouwd als beheersbare liefde die wordt
vergeven en begenadigd als een vorm van dienst
aan God.
- Gelijkrichten:
letterlijk
betekent het je op één lijn
plaatsen met. De term is gebruikt om de positie
van het ego in overeenstemming met de waarden
van de ziel en de positie van de ziel in
overeenstemming met de werkelijkheid van het
Ideaal(God) te beschrijven. Synoniem daarmee zou
je ook kunnen spreken van eenheid zonder erin op
te lossen, verbonden zijn zonder het verschil te
ontkennen, en rangschikken zonder een dubbele
standaard (engelse term: aligning)
- Geweldloosheid:
Âhimsa.
Zie het artikel over Geweldloosheid
in de Game-Wiki op de site van De
Orde van de
Tijd;
zie ook over
Jezus.
- Gîtâ:
verkorte aanduiding van de
Bhagavad
Gîtâ.
Ook: Gitopanishad (zie Upanishad).
- God:
is alomtegenwoordig, de hele verscheidenheid is
Zijn geheel. Meestentijds wordt God begrepen als
zijnde een persoon van bovenzinnelijke aard,
eveneens de Heer genaamd. Aangezien
verschillende Heren het belang benadrukten van
het feit God zelf niet te zijn maar juist de
profeet, zoon of leraar van God, refereert de
term onpersoonlijk gesproken aan een mystiek
alomtegenwoordig en aanbiddelijk Opperwezen of
Superziel. Wetenschappelijk schijnt de term te
refereren aan de macht (ziel) van
(alomtegenwoordige, alwetende en te respecteren)
tijdkonditioneringen die de materiële
structuur en het bewustzijn uitmaken van ieder
levend wezen. Het is duidelijk dat God alles of
iedereen kan zijn terwijl het omgekeerde niet
waar is slechts een element zijnde en niet de
categorie. Aldus is God een Persoon, terwijl
tegelijkertijd de persoon God niet
is.
- Gokul(a):
Dorp waar Krishna zijn jeugd doorbracht; kudde,
koeienstal
- Gopî,
Gopika: (koe)herderinnetje.
De gopî's van Brindavan
waren de toegewijden van Krishna
- Gothra:
familie,
familienaam (PV-22)
- Govinda:
Hij als de zegen der koeien
- Govind
Singh, Guru (1666-1708) :
Stichter
van de Sikh-broederschap;
streed tegen het invasieleger van de
Moguls.
- Granth
Saheb:
Heilige teksten van de Sikhs.
- Guna's:
Hoedanigheid, kwaliteit, eigenschap. De drie
guna's: sattva (harmonie),
rajas (hartstocht) en tamas
(passiviteit) bepalen het menselijk gedrag.
Kwaliteiten die tot de voorbijgaande wereld
behoren. De
geaardheden der materiële natuur: tamo-,
rajo- en sattva-guna: onwetendheid, hartstocht
en goedheid; kenmerk (resp.): materie
(traagheid), beweging, kennis. Beheerst door:
(resp.) S'iva, Brahmâ en Vishnu. (zie B.G.
18.a).
- Gunst:
(10.88:
8-10)
"De
persoonlijkheid van God zei: Als ik iemand een
bijzondere gunst verleen, ontzeg ik hem stap
voor stap zijn rijkdommen. Dan zullen de
verwanten en vrienden van zo een armlastig mens
hem in de steek laten. Op die manier heeft men
het een na het ander het zwaar te verduren. Als
de toegewijde gefrustreerd raakt in zijn pogen
geld te verdienen en in plaats daarvan
vriendschap sluit met Mijn toegewijden, verleen
Ik hem mijn speciale genade. Een persoon die
aldus volkomen ontnuchterd is realiseert zich
ten volle het Absolute als de hoogste waarheid,
het meest subtiele en de volkomen manifestatie
van de geest, het bovenzinnelijk bestaan dat
geen einde kent. Op deze wijze inziend dat de
allerhoogste waarheid de grond van zijn bestaan
vormt, raakt hij bevrijd uit de herhaling van
het materieel bestaan." (11.14.21) Zelfs iemand
geboren in een familie van vleeseters raakt
gezuiverd als hij zich bezig houdt met
toegewijde dienst.
[SB 7
:10]
[SB
8:19-32]
- Goeroe:
Geestelijk leraar; jagadguru: de
wereldleraar; viswaguru:
de
Leraar van alle schepselen; sadguru: de
te volgen leraar. Een zelfgerealiseerde
ziel in staat om mensen te leiden op het pad van
zelfverwerkelijking en dus zo bevrijding te
verkrijgen van het rad van wedergeboorte (zie
ook SB
5:5, 10-13)
|