Bewerkt en in het Engels vertaald 
door
B.P. Mishra 

 

 

 

 

II - In Urvashi Kund - De Twaalfde man - 
Sai Baba's Leela's

 



Naarmate de dagen verstreken, verzonken de elf toegewijden, nadat ze nabij Urvashi-kund in trance waren gegaan, dieper in deze staat van meditatie, nauwelijks geraakt door de grillen van het weer - de harde, bijtendkoude wind en de sneeuwval. De buitenwereld bestond voor hen eenvoudig niet. 

Rond tien uur in de morgen van de achttiende dag kwamen ze bijna allemaal tegelijkertijd weer terug uit die toestand van gelukzaligheid. Ze waren uitzonderlijk opgewekt, daar zij achttien dagen lang het voorrecht hadden genoten zo diep de nectar van Gods almachtige nabijheid in te drinken. Het opgaan van het persoonlijke zelf in het Goddelijke Zelf is een zeldzame ervaring, die alleen voor een waarachtig gelovige is weggelegd. Die hele periode van achttien dagen leek ze niet langer dan zo'n 48 minuten geduurd te hebben. Plotseling viel de blik van één van hen op zijn horloge. Het was een automatisch* horloge dat de datum en de tijd aangaf. Hierdoor kregen zij een idee van de tijd die zij in meditatie hadden doorgebracht, want daarover verkeerden zij in grote onzekerheid. Het kon zowel twee ghadies (2x24 minuten) als achttien dagen hebben geduurd. Hierover mijmerend, realiseerden zij zich welk een ongebruikelijke genade zij van Bhagavân Baba hadden verkregen en dat Hij letterlijk alles voor Zijn toegewijden kan doen. Dit spel met de tijd, dit uitrekken en inkrimpen**, was een van die wonderen. Er zijn ook ontelbare voorbeelden van zulk soort wonderen uit Zijn vroegere incarnaties te geven. Als Krishna bracht Hij bijvoorbeeld alle slapende inwoners van Mathurâ over naar Dwaraka, om dezen te redden van de brute inval van de machtige Jarâsandha. De burgers van Mathurâ gingen in hun eigen stad naar bed, maar toen zij wakker werden, kwamen ze tot de ontdekking dat zij in Dvârakâ waren. Het meest wonderbaarlijke was wel, dat de stad Dvârakâ deze mensen zo vertrouwd voorkwam, dat zij het gevoel hadden daar al jarenlang te wonen. Tijd en ruimte spelen voor de Heer geen enkele rol, wanneer het er op aan komt zijn meest dierbare toegewijden een dienst te bewijzen. Tijdens Zijn incarnatie als Râma veranderde Hij zelfs eens één dag in een heel jaar en als Krishna liet Hij de nacht van Zijn liefdesdans met de gopiís1) tot zes maanden uitdijen. (Zie Srîmad Bhâgavatam Canto 10, onder konstruktie)

Het eerder genoemde wonder van Heer Sai behoort tot dezelfde categorie. Hij hief voor Zijn toegewijden alle tijdgebondenheid op en bracht ze van de aan tijd gebonden wereld over naar de aan genade gebonden wereld. Toen de toegewijden zich dat bewust werden, raakten ze geheel in vervoering. Daarna gebeurde er nog een wonder. Plotseling dachten zij aan hun twaalfde man. Waar was hun leider eigenlijk? Zij zochten alles om zich heen af, maar konden hem nergens vinden. Toen zij daarbij beseften dat deze, behalve het geld, ook de goddelijke pot onder zijn hoede had, werden zij pas goed ongerust. Hoe zouden zij op deze hoogte zonder de hulp van die wonderpot kunnen leven? Deze gedachte beheerste een ieder. 

Tenslotte lieten ze alles aan Gods barmhartigheid over. 'Waarom zouden we ons eigenlijk zorgen maken? Sai heeft ons in Zijn goedheid immers al die achttien dagen zonder eten of drinken in goede gezondheid gehouden en ons tegen de ijzige rukwinden van de Himalaya beschermd. Dan zal Hij in de toekomst ook heus wel voor ons zorgen.' 

Na dit besluit gingen zij op zoek naar een geschikte grot om in te kunnen huizen, want dat was de eerste opdracht die ze van Bhagavân hadden meegekregen. Ze hadden nog maar nauwelijks 200 meter afgelegd toen ze bij een ruime, prachtig-droge grot kwamen. In een van de hoeken ontdekten ze een kabbelend beekje met helder water. Verheugd zaten ze daarbij neer om wat uit te rusten, doch werden toen opnieuw door dezelfde zorg gekweld. Hoe moesten ze zich zonder die wonderpot in leven houden? 'Wij hebben haar van Bhagavân gekregen en zijn haar nu door onze eigen domheid en onachtzaamheid kwijtgeraakt.' Aldus begonnen zij zichzelf verwijten te maken. 
Tenslotte besloten ze in meditatie te gaan, in de vaste overtuiging dat Bhagavân Sai Baba ze wel te hulp zou schieten. Tijdens hun meditatie zagen twee leden van de groep de wonderpot op de bodem van het meer van Urvashi-kund liggen. Eerst dachten zij dat het een zinsbegoocheling was, maar toen ze bij herhaling hetzelfde beeld te zien kregen, besloten ze daar toch maar eens een kijkje te gaan nemen. Toen ze aan de oever van het meer stonden en in het kalme, kristalheldere water keken, konden ze de wonderpot duidelijk op de bodem zien liggen, want hoewel het meer ongeveer 300 meter diep was, was het net zo doorzichtig als dat van Manasarovar
2)

Nu rees echter een ander probleem op. Zij hadden nu wel de goddelijke pot opgespoord en wisten waar zij lag, maar hoe kregen ze die naar boven? Het was echt geen grapje om dat diepe ijskoude water in te duiken. Ze benaderden het probleem van alle kanten, maar konden geen oplossing bedenken. Uiteindelijk kwamen ze tot de conclusie dat het zo'n zwaar karwei was dat het hun macht ver te boven ging en dat zij er maar het beste aan deden om Bhagavân Baba's hulp in te roepen. De leider van de groep, die al enige tijd niet aan de discussie had deelgenomen, mengde zich toen ineens in het gesprek: 'Bhagavân Sai Baba Zelf heeft ons deze uitzonderlijk zeldzame 'Akshaya Patra' gegeven en we hebben daaruit nu al een jaar lang het meest gezegende voedsel genoten dat maar denkbaar is. Dat moeten we toch niet als iets gewoons zien, maar als een uiting van Zijn genade en oprechte liefde jegens ons. Het is onze verantwoordelijkheid haar veilig te bewaren en te beschermen. Verder lijkt het me bijzonder ongepast om Bhagavân voor ieder wissewasje lastig te vallen.' Het moet ongetwijfeld Bhagavân Zelf geweest zijn die zo antwoordde, daarbij de nieuwe leider als medium gebruikend, anders had deze die onmogelijke opgave nooit als een eenvoudig karweitje kunnen opvatten. De daad bij het woord voegend, stond hij op, ging naar de oever van het meer, vastbesloten de wonderpot naar boven te halen, en vroeg zijn metgezellen tot Bhagavân te bidden om die onderneming te laten slagen. 

De betreffende volgeling had overigens een bijzondere gave. Ais resultaat van een regelmatige en consequente beoefening van ademhalings-yoga3) kon hij zijn adem langer dan een uur inhouden. Bij het meer aangekomen, riep hij de Heer aan en dook toen het water in, recht op de plaats af waar de goddelijke pot lag. Hij ging als een speer door het water, pakte de pot van de bodem en kwam langzaam weer naar boven. Aan de oppervlakte gekomen, zwom hij naar de oever. Alles bij elkaar had het niet langer dan veertig minuten geduurd, maar het water van het meer was zo ijskoud dat hij bewusteloos op de grond neerviel. Alle leven was uit hem geweken. Onder het aanroepen van Bhagavân Sai Baba's naam masseerden zijn metgezellen een half uur lang onafgebroken zijn lichaam, waarna hij langzaam bij zijn positieven kwam en even later was hij weer geheel de oude. 

Er ging een golf van dankbare vreugde door de groep. Ze waren opnieuw in het bezit van de goddelijke pot, een geschenk van hun geliefde Heer en kostbaarder dan hun eigen leven. Hiermede waren al hun problemen opgelost. Dankzij de zegeningen van de alomtegenwoordige Heer Sai hadden ze nu een ruime grot om in te leven, helder bronwater en de 'Akshaya Patra' die ze van al het nodige voedsel zou voorzien. Nu konden zij aandacht schenken aan wat minder belangrijke zaken, alvorens zich te wijden aan devotionele zang en meditatie. Eerst maakten ze een trap om de toegang te vergemakkelijken, want de grot lag zes meter boven de grond. Daarna verdeelden ze de grot in twaalf ruimten, die door middel van lage muurtjes van elkaar werden gescheiden. De middelste ruimte werd bestemd tot tempel voor Bhagavan Sai Baba, waarin een verhoging werd gemaakt om Zijn foto op te zetten. Tijdens het zingen van mantra's plaatsten zij vol eerbied ook de wonderpot aan de voeten van de Heer. Verder verzamelden ze de verschillende benodigdheden voor de te houden erediensten en arathi. Vervolgens nam een ieder zijn intrek in het hem toebedeelde vertrek en werden meditatie, erediensten en arathi een vast onderdeel van hun leven. 

Dit alles nam ongeveer twee weken in beslag. Hierna konden zij zich vol overgave aan hun disciplinaire leven wijden. Iedereen ging om negen uur 's avonds ter ruste en stond tussen twee en half drie in de morgen op. Na een rituele reiniging en een bad richtten zij zich om vier uur in gebed tot Bhagavân Sai Baba, gevolgd door het zingen van bhajans6) en arathi. Van half vijf 's morgens tot half vijf 's middags werd er gemediteerd7). Drie van hen waren van huis uit agnihotri's8) en onderbraken om acht uur 's morgens hun meditatie om een vuurceremonie te verrichten. Om half vijf beëindigden allen hun dagelijkse meditatie, strekten hun ledematen, deden enige lichaamsoefeningen en wasten zich. Als zij een half uur later in de tempel van Heer Sai het deksel van de wonderpot oplichtten, vonden zij daarin kant en klaar vers gekookt voedsel, dat zij opgewekt verorberden. Daarna hielden zij een korte avond-godsdienstoefening, gevolgd door bhajans en arathi. Tegen acht uur was de wonderpot opnieuw gevuld, nu met warme melk. Na de warme melk (precies één glas per persoon) hielden ze een spirituele bespreking van een half uur, als onderdeel van een zelfstudie-programma. Klokslag negen uur trokken zij zich terug om te gaan slapen. Zo ging het iedere dag. 

Hun meditaties duurden ook wel eens langer en eens waren zij drie dagen en drie nachten achter elkaar, 72 uur dus, in trance. Toen ze aan het eind van de derde dag weer tot het waakbewustzijn terugkeerden en het deksel van de goddelijke pot lichtten, vonden ze deze gevuld met heerlijk versgeperst vruchtensap in plaats van voedsel. Daar waren ze heel blij mee, want het is uitstekend om daarmee een vastenperiode af te sluiten. Ander voedsel kan de spijsvertering namelijk nadelig beinvloeden, omdat de darmen na zo'n lange zitperiode niet meer normaal functioneren. De ontlasting wordt dan hard en blijft aan de darmwand kleven. Vruchtensap helpt echter de spijsvertering weer op gang te brengen. Daarom gebruiken ook bijna alle yogi's eerst vruchtensap na een periode van lange, onafgebroken meditatie.

Toen zij dit kostelijke vruchtensap in de goddelijke pot vonden, werden ze door vreugde overstelpt en zij dankten de Heer voor de buitengewone zorg die Hij zijn toegewijden betoonde. Zij beseften dat Bhagavân niet alleen hun vader, maar ook hun liefhebbende moeder was. Wie anders zou hen met zoveel zorgzaamheid omringen? Zij werden zich bewust van de enorme liefde en genegenheid van Moeder Sai, die met zoveel attentie voor deze verrukkelijke en verfrissende drank had gezorgd. 

Het leven in de grot was nu goed georganiseerd en geregeld. De wonderpot voorzag ze op vaste tijden en naar behoefte van voedsel, melk, vruchtensap en dergelijke. Bovendien kwamen er soms, wanneer het spirituele gezelschap 's middags om vijf uur bij elkaar zat om die gezegende maaltijd te gebruiken, ook grote wijzen9) en yogi's van vijfhonderd tot duizend jaar oud, diep uit de Himalaya om daarvan mee te eten. Zodra zij de grot binnenkwamen nam de hoeveelheid voedsel in de door God geschonken pot in veelvoud toe en zelfs deze verlichte wijze mannen voelden zich gelukkig, omdat zij beseften dat dit voedsel ze door Bhagavân Sai Baba Zelf werd aangeboden. Zodoende waren al deze volgelingen volledig vrij van zorgen en constant van vreugde vervuld. Zij wisten dat zij geen enkele reden hadden zich zorgen te maken over hun wereldse noden, daar de almachtige Vader Zelf de verantwoording voor hun welzijn op Zich had genomen. 

Met dat al waren er toch momenten dat zij verontrust waren wanneer ze over hun twaalfde metgezel piekerden. Dan kwamen er kwellende gedachten op: waar zou hij toch gebleven zijn? Wat zou er van hem geworden zijn? Zo ging er anderhalve maand voorbij.

Nadat ze op een middag hun gebruikelijke meditatie hadden beeindigd en ontspannen op de grond bij elkaar zaten, verscheen plotseling Bhagavân Sai Baba in hun midden. De devotees wierpen zich voor Hem ter aarde en verzochten Hem, de Belichaming van Liefde, op de voor Hem bestemde zetel plaats te willen nemen. Met Zijn vriendelijke en betoverende glimlach overgoot Bhagavân de aanwezigen met Zijn liefde en genade, ging zitten en - terwijl Hij Zijn hand zegenend naar hen ophief10) - beduidde Hij dat ook zij moesten gaan zitten. Vervolgens informeerde Hij naar hun welzijn, beantwoordde de belangrijkste vragen en bevredigde hun nieuwsgierigheid. Bhagavân zei letterlijk: 'Alleen door Mijn wil konden jullie deze zeer heilige en afgelegen plaats bereiken. Ik weet dat jullie allemaal ongerust zijn over jullie twaalfde man. Luister naar wat Ik jullie daarover te zeggen heb.í Daarop vertelde Bhagavân het hele verhaal, zoals dat al eerder beschreven is. Hij eindigde met: 'Ik had hem dringend gevraagd jullie niet te vergezellen, maar hij sloeg geen acht op Mijn raad. Daarom moest hij in illusie blijven leven. Maar weet, dat Mijn zegen en genade altijd op hem rusten, waar hij ook is. Draag dus deze zorg, net als al die andere, aan Mij over en wijd je geheel aan je geestelijke training.' 

Daarna vertelde de Heer op levendige wijze over de mythologische achtergrond van Urvashi-kund, zoals in hoofdstuk I is verhaald. Vervolgens wendde Bhagavân Zich tot de drie agnihotri's, die zich zorgen maakten over het feit dat zij, wegens gebrek aan geklaarde boter11), hun dagelijkse vuurceremonie niet meer zouden kunnen verrichten, een ritueel dat al eeuwenlang een familietraditie was. De Heer verzekerde ze dat dat nooit zou gebeuren. Ingevolge Zijn wilsbeschikking12) zou de wonderpot hen maandelijks voorzien van twee kilo geklaarde boter en andere gaven voor het offervuur. Na deze geruststellende woorden werd Bhagavân Sathya Sai Baba weer onzichtbaar. Sindsdien verschijnt Hij eens in de maand of twee maanden aan deze, op zo hoog niveau levende volgelingen en regelt Hij de gang van zaken in de Gufa-ashram door Zijn leiding en instructies. 

Bij tijden verschaft Bhagavân de grotbewoners ook plezier door Zijn leela's. Eens gebeurde het bijvoorbeeld dat de Heer verscheen toen zij net klaar waren met hun avondmaaltijd van vijf uur. Onder het eten had de leider gezegd hoezeer hij het betreurde dat zij tijdens de avondmaaltijd van Zijn gezelschap verstoken bleven. Zou het niet heerlijk zijn als de Heer dan eens bij hen was! Toen de Heer dan ook verscheen gaf dat hen allen natuurlijk grote vreugdeÖ Plotseling viel de blik van de leider op de goddelijke pot en zag hij tot zijn verbazing dat deze met vers vruchtensap gevuld was. Onmiddellijk werd het sap over twaalf glazen verdeeld en werd de Heer verzocht het sap met hen te willen delen. Bhagavân beval daarop allen een glas voor zich te zetten en daaruit eerst zelf een slok te nemen. Pas daarna zou hij aan hun verzoek voldoen. Hoewel het ze zeer ongepast leek, durfde niemand Swami tegen te spreken en ieder deed dus wat Hij verlangde. Zodra zij echter aan hun glas nipten, viel van hun gezichten af te lezen hoe vreselijk bitter dat sap was. Swami glimlachte en vroeg schertsend: 'Wat hebben jullie toch? Is het bitter? Nou vooruit, breng jullie glazen dan maar hier.' Daarop zette ieder zijn glas voor Baba neer. Deze doopte een vingertop in Zijn eigen glas, sprenkelde enkele druppels sap over alle andere glazen, gebood ze toen weer te drinken en Hem te laten weten hoe het nu smaakte. Het allereerste teugje gaf ze nu zo'n fris en gelukzalig gevoel dat dit duidelijk op hun gezichten weerspiegeld werd. Swami en zijn volgelingen schoten daarop tegelijk in de lach. Achter dit gelach school echter een diepgaande les van de Heer. Deze wereld van illusie is vol verdriet en dat is bitter om te ervaren. Geluk is niets anders dan een korte pauze tussen twee perioden van leed. 

Je zou dat kunnen beschouwen als een welkome onderbreking op je reis, doch veel tijd om te stoppen heb je niet. Het is net lang genoeg om even uit te rusten en je te ontspannen. Dan moet je weer opbreken en de lange, moeilijke reis vervolgen. In deze wereld van illusie zijn de momenten van geluk maar kortstondig, terwijl verdriet en pijn je voortdurend zullen blijven vergezellen. Toch verandert de bitterheid van het lijden in zoetheid en vreugde bij slechts een druppel van Gods genade. Je begint er plezier in te krijgen en tenslotte ga je als individuele ziel13) in God op. Zo bevatten alle leela's van Bhagavân Sai Baba altijd een of andere spirituele boodschap. 

Op een keer besloten de elf devotees, aangespoord door Bhagavân's eigen grapjes, tot Hem te bidden om een verandering in het menu. Ze hadden zo langzamerhand genoeg van elke dag rijst met sambhar14) en besloten daar met z'n allen voor te gaan bidden. Zodra zij even tijd hadden, baden zij tot Baba om de gerechten wat meer naar hun smaak te veranderen. Dit deden zij drie dagen lang, doch zonder resultaat. 

Daarop gingen ze tot een andere strategie over15), die van lijdelijk verzet. Hun aanpak was echter uniek. We kennen tegenwoordig immers allemaal wel die ontaarde vorm, namelijk de gewoonte om - zogenaamd uit lijdelijk verzet - zijn toevlucht te zoeken tot stakingen, sabotage en zelfs tot terrorisme. Dat is schandelijk. Het Japanse volk handelt in dit opzicht veel beter. De manier waarop zij hun ontevredenheid uiten, mag dan misschien niet de juiste vorm van sathyagraha zijn, maar is lang niet zo dwaas en hevig emotioneel als in India. Wanneer Japanse werknemers hun eisen kenbaar maken en deze door de overheid niet worden ingewilligd, gaan ze overuren maken. In plaats van acht uur beginnen ze bijvoorbeeld negen, tien of zelfs wel elf uur per dag te werken. Met andere woorden: zij lijden liever zelf wat meer dan dat zij het economische leven van het land ontwrichten. 

Weerstand die gebaseerd is op waarheidsliefde en rechtschapenheid staat echter op een hoger niveau. Wanneer ons standpunt namelijk louter en alleen gebaseerd is op rechtvaardigheid zal God, de belichaming van waarheid, ons beslist te hulp komen. Hijzelf zal voor ons getuigen en zo anderen tot inzicht brengen. Als al onze inspanningen zonder resultaat blijven, zullen we dus moeten aannemen dat onze bedoelingen niet helemaal zuiver zijn, want dat is de enige reden waarom God onze gebeden negeert. Willen we dat die uit ons hart opkomende gebeden verhoord worden, dan zullen we ons hart eerst van alle ongerechtigheden moeten Zuiveren. 

Mahatma Gandhi, de heilige van onze eeuw, maakte uitsluitend gebruik van deze methode. Als hij merkte dat men geen aandacht schonk aan zijn suggesties en de door hem voorgestelde maatregelen, bedoeld voor het welzijn van de mensheid, begon hij te vasten, soms wel twintig dagen lang. In vroeger tijden werd hetzelfde gedaan door aan God toegewijde mensen als Dhruva (SB, Canto 4, hoofdstuk 8) en Prahlâda (SB, Canto 7, hoofdstuk 5 en verder). Telkens wanneer Prahlâda bijvoorbeeld zag dat zijn vader Hiranyakasipu16) meedogenloos op onschuldige brahmanen insloeg, liet hij zich op de grond vallen en begon hij te huilen. Dat trof zijn vader diep, want hij hield veel van zijn zoon. 'Waarom trek je je dat toch zo aan, mijn zoon? Ik leer die Vishnu- aanbidders alleen maar een lesje.' Met tranen in zijn ogen antwoordde Prahlâda: 'Wanneer u die heilige mannen zo meedogenloos slaat, ervaar ik echter dezelfde pijn als zij, geëerde vader!' Hiranyakasipu vatte dit antwoord op als gebrek aan begrip en begon de heiligen en brahmanen opnieuw te slaan. 

Toen nam Prahlâda zijn toevlucht tot lijdelijk verzet. Hij at en dronk niet meer en hield dat dagenlang vol. Hiranyakasipu vroeg de jongen opnieuw naar het waarom, waarop deze antwoordde dat, aangezien zijn vader geen acht sloeg op zijn gemeende en oprechte smeekbeden, er in zijn hart vast enige onzuiverheden waren, anders zou zijn vader wel positiever gereageerd hebben. Wanneer een smeekbede uit het diepst van een puur hart opwelt, worden niet alleen mensen maar ook God tot luisteren gedwongen. Daarom zei hij: 'Ik vast om mij innerlijk te reinigen, vader. Zodra ik daarin slaag, zal zeker ook uw hart smelten en zult u mijn standpunt kunnen begrijpen.' Zoals bekend, zwichtte God uiteindelijk voor zijn gebeden en verscheen Hij in de vorm van Narasimha17) (SB, Canto 7, Hoofdstuk 8 en verder) om de Hem toegewijde Prahlâda te beschermen. 

Baba's toegewijden in de grot namen eveneens hun toevlucht tot de bovengenoemde methode. Toen ze inzagen dat hun gebeden onbeantwoord bleven en er geen verandering kwam in de samenstelling van hun maaltijden, kwamen ze tot de conclusie dat hun hart door slechte gedachten bezoedeld moest zijn en door versterving gereinigd moest worden. Dientengevolge gaven ze zelfs hun enige maaltijd om vijf uur op en beperkten zich tot het glas melk om acht uur 's avonds, voordat zij zich terugtrokken. De meditatie, die aanvankelijk 's middags om half vijf eindigde, werd nu voortgezet tot half zeven. Een van hen twijfelde echter aan de juistheid van hun besluit. 'Vinden jullie niet dat we op die manier eigenlijk wel heel weinig eerbied tonen voor het voedsel dat Bhagavân ons geeft?í Een van de anderen vond daar echter een oplossing voor. Hij stelde voor dat ze het voedsel uit de wonderpot zouden verzamelen en aanbieden aan de heilige mannen uit de Himalaya die regelmatig, alleen of met zín tweeën, bij hen langskwamen, want door de buitengewoon lage temperatuur kon het voedsel onmogelijk bederven. 

Aldus werd besloten tot de strategie van lijdelijk verzet. Zo gingen drie dagen voorbij. Op de vierde dag bleek de wonderpot met groente, peulvruchten en chapaties18) gevuld te zijn. Hun gebeden waren verhoord en allen werden overstelpt door vreugde over dit succes. Is het niet jammer dat wij Indiërs deze vorm van passief verzet, die gebaseerd is op waarheid, zijn vergeten? Tegenwoordig resulteert iedere protestactie in geweld en dat veroorzaakt onnoemelijk veel schade aan het land. Eigenlijk komt dat neer op zelfmoord, want verlies van nationaal bezit wordt tenslotte opgevangen door belastingverhoging en zo worden wij burgers uiteindelijk toch altijd zelf de verliezers. 

Manu, een van onze belangrijkste heilige voorouders, verkondigt in zijn Smruti19): ëEtad-desh prasootasya sakashadagra janmahí, dat wil zeggen: ëZij die in Bharat (India) geboren zijn, zullen de wereld als voorbeeld dienen, dankzij hun ideologie van op waarheidsliefde gebaseerd lijdelijk verzetí. In de Rg Veda komt een mantra voor van gelijke strekking ëNeta sindhumí, ofwel ëHet volk van Bharat zal de wereld leidení en ook de huidige goddelijke incarnatie van Bhagavân Sathya Sai Baba verspreidt Zijn boodschap van de vijf menselijke waarden - Waarheid, Rechtschapenheid, Vrede, Liefde en Geweldloosheid - tot in elke uithoek der aarde. Hij vergelijkt deze vijf waarden met de vijf levensenergieën20). Met andere woorden: net zoals ons lichaam zonder ziel geen betekenis heeft, zo heeft ook het leven geen betekenis indien het verstoken is van de door Bhagavan Baba genoemde vijf waarden. Daarom gaat de naam Sathya (Waarheid) vooraf aan Sai Baba, de naam van Gods huidige incarnatie.

* Een automatisch horloge heeft een gewoon mechanisch uurwerk, waarvan de veer wordt opgewonden door de bewegingen van de drager. 
** Een uitspraak van Baba hierover: "God is Kala Kala, Heer van de tijd - staat niet alleen boven de tijd, maar beheerst de tijd ook" (zie ook
BG, 11:32: 'De Allerhoogste Heer zei: "De Tijd ben Ik, de grote vernietiger der werelden hier bezig met de vernietiging van alle mensen, behalve jullie [broeders] alleen, zullen alle soldaten die aan beide zijden staan opgesteld, hun einde vinden'.) [Zie voor de betekenis van Kala Kala, de glossary]


Inhoud
Woordenlijst