English: The One Alone

 

 

 3. Alleen de Ene

Aan het begin van de Indiase filosofie staat een gevoel van blijde verwondering, zoals wij dat vinden in de hymnen (riks) van de Rig Veda, de eerste openbaringen van het Indiase denken. Al deze hymnen bezingen de Goden of de 'stralende Wezens' (Devaís). Er zijn veel van zulke Devaís: Indra, Varuna, Mitra, Parjanya, om slechts enkelen te noemen. In deze riks verschijnen zij één voor één. De aanvoerder is Indra, met de bliksemschicht (vajra) als zijn wapen. Hij is de Oppermachtige die de aarde regen schenkt. Indra wordt zo genoemd omdat Hij de Meester is der zintuigen (indriya's), dat wil zeggen de menselijke geest die de zintuigen hanteert. Hij is ook bekend onder de naam Puruhutha - puru betekent 'dikwijls' en hutha 'uitgenodigdí- zodat de naam als geheel betekent: de god die het meest wordt aangeroepen. 

De denkende geest, die volkomen wordt vereenzelvigd met de zintuigen aangezien hij deze regeert, wordt in de Veda's ook vereerd als Rudra. De denkende geest maakt contact met de buitenwereld en ervaart deze via de vijf zintuigen; dit aspect van de denkende geest is het Indra-aspect. De denkende geest heeft nog een ander vermogen: hij kan de zintuigen beheersen en zich bewust worden van de universele innerlijke waarheid achter de veelvormigheid die wij de materiële wereld noemen. Dit aspect van de denkende geest wordt aangeduid als Rudra. Daarom worden Indra en Rudra in de Veda's beschreven als de Ene met twee namen. 

Ook van de andere goden kunnen wij een dergelijke beschrijving uit de Geschriften aanhalen. Toch leiden alle beschrijvingen uiteindelijk tot dezelfde conclusie. In de riks worden de goden eerst aanbeden omdat zij de heerschappij hebben over deze of gene functie; later worden zij dan meer gezien als verschillende namen en vormen van de ene God in wie alle werelden besloten liggen, de Getuige die verblijft in ieder hart, Hij die de Opperheer is der gehele schepping. Geleidelijk raken alle andere betekenissen en reacties op de achtergrond omdat zij niet meer terzake doen. 

De gedachte aan de godheid Varuna bijvoorbeeld gaat gepaard met een zekere vrees. Deze vrees ontstaat in enkele hymnen en breidt zich verder uit; maar door de wijsheid van de Arya's - de edele, spirituele zoekers - wordt zij al spoedig van ondergeschikt belang. Vele gezangen zijn een gebed gericht tot Varuna dat wordt uitgesproken door mensen die bang zijn door hem te worden gestraft voor hun zonden. Het denkbeeld van een angstaanjagende god kan echter niet gedijen op Indiase bodem. Ook niet de gedachte dat er vele verschillende goden zouden bestaan van uiteenlopende geaardheid. De cultuur van Bharat huldigde de spirituele visie dat er één God was (Ishvara).
Daaruit volgt: De Ene en Enige is Ishvara, de Almachtige! Dit axioma, dat er slechts Eén kan zijn en niet velen, geldt in India sinds onheuglijke tijden. Zelfs uit de oeroude Veda- en Samhitha-literatuur blijkt dat het geloof hierin reeds eeuwen bestond. 
De idee dat er een persoonlijke god zou zijn, kwam de theoretisch en praktisch ingestelde personen van ons land voor als een tamelijk primitief, onrijp stadium in de spirituele ontwikkeling. Het was iets dat niet beantwoordde aan hun hoogste streven. Deze zienswijze, zoals wij die vinden in de openbaringen van de
rishi's, is door geleerden en schrijvers van andere landen die de Veda's en aanverwante teksten hebben bestudeerd en van commentaar voorzien, niet begrepen of naar waarde geschat. Zij blijven steeds uitgaan van de vroege geloofsopvatting der 'vele goden' of van de latere opvatting omtrent 'de ene persoonlijke god'. Een Hindoe kan om zoveel onkunde slechts glimlachen. 
In de praktijk zullen zelfs degenen die op moeders schoot hebben geleerd te geloven in een god die bepaalde eigenschappen heeft, in een wezen dat een naam draagt en een herkenbare gedaante heeft, later in een hoger stadium komen en zich bewust worden van de Ene die naar men zegt 'vele namen en vormen bezit'. Alle spirituele oefeningen (sadhana's) zijn gericht op het verwerkelijken van deze waarheid. 

De Ene - alleen in Hem is deze beweeglijke stroom, deze gehele veranderende kosmos gegrondvest. Hij is de gids en de beschermer van ieder individueel bewustzijn. Toch kunnen al deze benamingen niet méér aanduiden dan de oppervlakkige buitenkant van de Ene. Westerlingen hebben gezegd dat de menselijke intelligentie dit gewaagde avontuur tot een goed einde kan brengen. Maar de zoekers van ons land hebben een heldendom getoond dat onvergelijkbaar was en niet aan grenzen gebonden. Dit is een feit dat iedereen zal moeten erkennen. Westerse filosofen die befaamd waren om hun gedurfde speurtochten in het rijk van de geest, hebben slechts een sprankje van deze heldenmoed te zien gegeven. Zij waren dan ook zeer verrast over het niveau dat de wijze mannen van India langs speculatieve en experimentele weg hadden bereikt. Deze gevoelens van ontzag en verwondering zijn door professor Max M¸ller [*] op charmante wijze uitgedrukt:

'In welk ervaringsgebied hun onderzoek naar de oorzaak van al het bestaande hen ook voerde, de Indiase zoekers hebben zich dapper daarheen gewaagd. Nooit hebben zij geaarzeld alles terzijde te schuiven wat zij ervoeren als een hindernis voor het slagen van dit avontuur. Enige angst voor het oordeel van anderen kenden zij niet.' 

Max M¸ller spoorde mensen aan zich te gaan bezighouden met het zoeken naar de Allerhoogste (Bharatiya Paramartha Vahini) - de stroom van nectar die vloeit vanuit India - omdat hij geloofde dat de Indiase, geestelijke aspiranten het rechte pad bewandelden, het pad van de Waarheid. Er is slechts Eén; de wijzen noemen Het bij vele namen (Ekam sat; viprah bahudha vadanti). 
Deze woorden zijn werkelijk vol schitterende betekenis. Dit is de grondslag van alle spirituele inspanningen die men zich eeuwenlang in India getroost heeft. Ook zelfs de geloofstheorie en -praktijk die zich in de komende jaren over de wereld zullen verspreiden, met ongekend grote, zegenrijke gevolgen, hebben als basis dit grote axioma dat lang, lang geleden is vastgesteld door de zieners van India. 

Er verschenen vedische lofzangen (riks) op de verschillende goddelijke wezens en goddelijke krachten, omdat de zieners wisten dat Hij die als Enige bestaat, door ieder afzonderlijk individu slechts gekend kan worden vanuit zijn of haar eigen gezichtshoek. Dat standpunt verschilt voor iedere persoon en is afhankelijk van het stadium dat men heeft bereikt in het zuiveren en verhelderen van zijn geestelijke visie. Door bovenstaande plechtige bekendmaking maakten zij de wereld deelgenoot van hun ontdekking dat die Ene het onderwerp is dat door alle wijzen en heiligen, alle zieners en dichters, psalmisten en toonkunstenaars is aanbeden en geprezen; in verschillende talen, in uiteenlopende gemoedsgesteldheid, met een grote verscheidenheid aan uitingsvormen. Bovengenoemde stelling: Ekam sat; viprah bahudha vadanti, had voor de gehele wereld een aantal gevolgen van de grootste betekenis. Velen zijn bijvoorbeeld verbaasd dat India het enige land is waar religieus fanatisme ontbreekt, en waar niemand een ander zal hinderen of kwetsen wanneer hij zijn godsdienstige verplichtingen nakomt. Er leven in dit land theïsten, atheïsten, dualisten, non-dualisten, monotheïsten en vele anderen. Zij leven allen in vrede en harmonie, zonder elkaar te kwetsen. 

Er stonden materialistisch-denkende mensen op de trappen van tempels die door brahmanen als heilig werden beschouwd en regelmatig bezocht; deze mensen beschimpten en loochenden God. Zij riepen alle mensen op om hen daarin te volgen. Zij verklaarden dat de godsgedachte berustte op de fantasievoorstelling van een geestesgestoorde. Zij verwierpen God, de Geschriften, de regels der rechtschapenheid, rechtvaardigheid en andere leidende principes; zij zeiden dat het allemaal bijgeloof was, door brahmanen gemaakt en ontwikkeld voor hun eigen verheerlijking. Zij reisden kriskras door het land om deze ideeën te verspreiden en er was niemand die hen daarin hinderde. 
Het Boeddhisme, dat alle geloofsopvattingen en ritueel van het hindoeïsme systematisch afwees, liet men zijn gang gaan en bejegende het vol respect. Ook de Jains weigerden de Veda's en de vedische Godenwereld te accepteren. Zij vroegen spottend hoe het mogelijk was dat er zulke Goden bestonden en hoe je daar nu in kon geloven. 
Er zijn ontelbare andere voorbeelden te geven van de geest van verdraagzaamheid die rechtstreeks voortkwam uit de veelzeggende woorden die hierboven zijn geciteerd. Voordat de verwoesting aanrichtende moslimlegers hier binnenvielen, wist niemand in dit land van Bharat wat er bedoeld werd met geweldpleging. Pas nadat zij door vreemde horden waren overvallen die geweld gebruikten, leerde deze bevolking hoe onverdraagzaam mensen kunnen zijn. 

Het waren hindoes die de christenen hielpen om in India kerken te bouwen. Zij toonden zich bereid met christenen samen te werken. De bewijzen daarvan zijn door het gehele land te vinden. In de omgang met christenen is er nooit enige sprake geweest van bloedvergieten. Het Indiase denken, gericht als het was op de hoogste Waarheid, liet zich niet vervuilen door het aanwenden van geweld. Een ieder die dit bevestigd wil zien en wil begrijpen hoe groot de waarde is van deze levenshouding, moet helder kunnen denken en over een krachtig intellect beschikken. 
De boeddhisten, die de eersten waren die een godsdienst gingen uitdragen, verspreidden hun geloof door met hun boodschap de gehele wereld af te reizen. Die godsdienst kwam in alle landen die destijds bekend stonden om hun hoge beschaving. De monniken die het gewaagd hadden die landen binnen te gaan, werden gemarteld; op keizerlijk bevel werden er honderden gedood. Het duurde echter niet lang of het boeddhisme werd gunstig ontvangen. Deze religie leerde dat men geweld streng moet mijden. Toen werd de Boeddha gezien als een God, als één der namen voor de Ene die, zoals de vedische spreuk luidt, vele namen heeft. (Ekam sat; viprah bahudha vadanti). Hij was Indra, Hij was Rudra. Zo bracht deze belangrijkste openbaring der zieners ze allen bijeen. Moge de mensheid deze woorden eeuwig in herinnering houden! 

Indiërs, mensen die opgegroeid zijn in de Indiase cultuur, hebben een diepgeworteld geloof in de gelijkwaardigheid van alle vormen van religie. Of het nu het Hindoeïsme betreft, het Boeddhisme, de Islam, de leer van Zoroaster of het Christendom, zij geloven dat niemand lichtvaardig mag spreken over het aanbidden van God. Zij geloven dat wanneer iemand zich luchthartig uitlaat over een naam of vorm van God die door anderen wordt vereerd, hij daarmee de ene God belastert. Dat was de centrale gedachte die in het Indiase spirituele leven werd hooggehouden. Zij die deze hebben geleerd en zich in de praktijk houden aan die waarheid, zijn de echte zoons en dochters van India. 

Niet iedereen kan deze waarheid vatten; het is niet voor iedereen weggelegd het antwoord te vinden op vragen als: Wie regeert het universum? Wie bevindt zich buiten het heelal en bestuurt het? Welke oorzaak ligt ten grondslag aan het bestaan van de kosmos? Waar ligt de oorsprong? Hoe kwam dit alles tot stand? Wat is de oorzaak van ons bestaan? Er zijn in de Veda's veel verzen waarin deze raadsels worden besproken en de bewoners van India hebben deze grondig bestudeerd. [**

Scheppen betekent het samenvoegen van stoffen; alles wat is samengevoegd, moet na verloop van tijd weer uiteenvallen en vrijkomen. Het individu wordt geschapen, dus moet het daarna sterven en desintegreren. Nu worden sommigen geboren als vreugdevolle schepsels. Sommigen leiden een gezond en gelukkig leven. Anderen zijn diep ongelukkig als zij geboren worden. Er zijn er die op de wereld komen zonder handen of benen. Sommigen zijn bij de geboorte zwakzinnig of geestelijk gehandicapt. Wie heeft hun die pijn toegebracht of hen gekwetst en beschadigd? 
Er wordt wijd en zijd verkondigd dat God rechtvaardig is en de mens welgezind. Dus kun je de vraag stellen hoe een dergelijke God ooit partijdig kan zijn en bevooroordeeld. [
BG 9:29] Hoe kan er in dit goddelijke rijk, dat door Hem bestuurd wordt, ooit ruimte zijn voor zoveel verschil in behandeling? Deze twijfel is heel natuurlijk. Aan de wijsgeren van Bharat, wier geestelijke visie het denken van dit land vorm heeft gegeven, werd echter geopenbaard dat God deze verschillen niet heeft teweeggebracht. Zij zijn het gevolg van daden waaraan het individu zich heeft overgegeven in levens die voorafgingen aan het huidige. Uit die levens komen zijn geluk en verdriet voort, zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid, of zijn gebreken. [karma]

Zowel goed als kwaad wordt door de mens zelf veroorzaakt. Het zijn de resultaten van de dingen die hij in vroegere incarnaties heeft gedaan. Kan het lichaam van een mens, zijn algemene toestand, de voor- en tegenspoed die hij in zijn leven ondervindt, kunnen al deze dingen niet de optelsom zijn van beslissende invloeden en neigingen die hij van vroeger heeft meegebracht? Wanneer wij over dit onderwerp nadenken, is het alsof er twee elementen als parallellopende lijnen voor ons liggen: de mentale en de stoffelijke. Wanneer wij in het materialisme een bevredigend antwoord kunnen vinden op alle vragen met betrekking tot de menselijke natuur met zijn bijzondere eigenschappen, is er geen grond te geloven dat er nog een factor in het spel is die Atma of Ziel genoemd wordt! Het is echter onmogelijk om aan te tonen dat het vermogen om te denken bijvoorbeeld, zich heeft ontwikkeld vanuit de materie. 

Wanneer wij een bepaald soort werk bij herhaling blijven doen, ontstaat daaruit langzamerhand een gewoonte en een vaardigheid, of niet? Derhalve moet de bepaalde vaardigheid of gewoonte die een pasgeborene aan de dag legt, te danken zijn aan het feit dat hij die handelingen langgeleden constant herhaald heeft. Dat oefenen heeft dan natuurlijk plaatsgevonden in een vorig leven of in meerdere levens. [*4] Daarom is het nodig duidelijk vast te stellen dat het geloof in vroegere en toekomstige levens op waarheid berust en geldt voor alle levende schepsels. Dat is in het religieuze denken van Indiërs een basisprincipe.

        

Inhoudsopgave           

                  

[*][zie: Internet sacred texts archive]

[**] [zie bijvoorbeeld: Canto 2 van het Srîmad Bhâgavatam]

[***] [BG 9:29: Ik ben gelijk voor alle levende wezens, Ik heb aan niemand een hekel en Ik begunstig ook niemand, maar die personen die Mij bovenzinnelijk dienst verlenen in toewijding, zijn in Mij en Ik ben zeker [gedeeltelijk] in hen.]

[*4] [BG 2:22-27] Precies zoals men afgedragen kleding opgeeft en nieuwe accepteert, geeft de belichaamde [ziel] op dezelfde manier oude lichamen op en accepteert hij waarlijk verschillende nieuwe. (23) Nooit kan deze ziel in stukken gesneden, door vuur verbrand, verdronken in water, of verweren in de wind. (24) Deze onbreekbare ziel die niet kan worden verbrand, opgelost in water, of uitdrogen, is zeker eeuwig, alles doordringend, continuerend, onbeweeglijk en oorspronkelijk. (25) Zoals men over hem spreekt als zijnde onzichtbaar, ondoorgrondelijk en stabiel, zou je heel goed moeten weten dat deze ziel nooit het weeklagen waard is. (26) Indien, echter, je van hem denkt als altijd geboorte nemend of de dood vindend, dan nog, o sterk gearmde, is hij het weeklagen niet waard. (27) De dood is een zeker feit voor degene die wordt geboren en ook is geboorte zeker voor hen die sterven; het zijn onvermijdelijke zaken die het derhalve niet verdienen om over te weeklagen.
[BG 15:8-10] (8) Het lichaam dat men krijgt en eveneens weer moet opgeven voert zijn Heer naar al dezen [de zinnen] mee zoals de geur vanaf zijn oorsprong wordt meegevoerd door de lucht. (9) Met het horen, zien, aanraken als ook het proeven en ruiken, geniet hij vanuit de geest de zinsobjecten. (10) Ofwel het lichaam verlaten, in het lichaam blijven of het lichaam dat is geassocieerd met de drie geaardheden genieten, zijn zaken die de onwetende niet kan begrijpen, maar zij die de spirituele visie hebben kunnen het.
[zie ook:
SB:4-29, SB:7-1 en SB:7-12]
[Zie ook het artikel:
Reincarnation and the Fear of Time]