14.
Dit
en Dat
Elk
levend wezen duidt zichzelf aan als 'ik', 'ik'. 'Ik heet
Ramayya'. 'Ik ben Krishayya'. 'Ik ben Sîtâ'.
'Ik ben Râdhâ'.
Ieder denkt dat het 'ik' zijn of haar eigendom is en
gebruikt het woord om zichzelf te beschrijven. Als
vogels, zoogdieren en andere levende wezens konden
spreken, zouden zij dat ook doen en over zichzelf spreken
als 'ik'. Bovendien zouden ook bergtoppen, heuvels en
bomen, als zij konden praten, over zichzelf zeggen: 'Ik
ben een heuvel'. 'Ik ben een mierenhoop'. 'Ik ben een
boom'.
Wanneer wij hier enige
tijd over nadenken, zal het duidelijk worden dat er in
dit woord 'ik' een groot mysterie verborgen ligt. Een
ongeletterde lomperd gebruikt het; een wijsgeer die het
goddelijke inzicht heeft verworven, gebruikt het; zelfs
God, zegt men, verkondigt dat Hij 'Ik' is. Wie probeert
er niettemin dit mysterie te doorgronden? En wie van
degenen die een poging hebben aangedurfd, zijn erin
geslaagd het te ontraadselen? En mochten er enkelen zijn
geweest die het geheim hebben doorgrond, hoevelen van hen
hebben die ontdekking dan gebruikt om hun leven opnieuw
gestalte te geven? Hebben de erkende intellectuelen, de
pandita's, de zieners met spiritueel
onderscheidingsvermogen, kunnen doordringen tot de
betekenis en de functie van dit 'ik'?
Nee.
Laten
wij maar eens zien of de tekstverklaarders en
commentatoren van de Bhagavad Gîtâ, [zie
ook Gîtâ
Vahini]
die de achttien hoofdstukken en de zevenhonderd verzen
kunnen opdreunen, het belang van het woord
ëikí volledig hebben begrepen. Als
Sírî Krishna in de Gîtâ
verklaart:
'moksayisyâmi
mâ sucah': ëIk zal je verlossení -
ëmâm ekam saranam vraja': 'Neem je
toevlucht tot Mij, de Ene,' [*]
'ksetrajnam
câpi mâm viddhi': - 'Weet dat ik de
Kenner ben van het veld' [**]
en zo meer, dan spreekt Hij over 'ik', of niet? Dus dit
woord 'ik' kom je werkelijk overal tegen; het is het
teken en het symbool van alle individuele zielen. Het
aantal vormen en gedaanten waarin het verschijnt is
onbegrensd. Het houdt alle namen en vormen bijeen, zoals
de draad die door het gebedssnoer loopt in alle kralen
dringt en ze samenbindt.
Hoe vluchtig alle namen
en vormen ook zijn, het 'ik' blijft bestaan, zonder te
worden aangetast. Je moet daarom dit alomtegenwoordige
'ik' leren kennen, dan zul je alles weten wat er te weten
is. Hij die het kent, is de Wereldleraar, de
Jagadguru, de Viswaguru, de Leraar van alle
schepselen; de Sadguru, dat is de Leraar die je
moet volgen.
Het lichaam is slechts
de houder, het omhulsel (upadhi). Maar
desalniettemin brengt men onderscheid aan en maakt
verschil, gebaseerd op lichamelijke kenmerken en
materiële overwegingen; daardoor wordt de een
verheven tot 'aanraakbaar' en de ander veroordeeld tot
'onaanraakbaar'; sommigen worden aangemerkt als 'hoog',
anderen als 'laag'. Het intellect kan geen achting
afdwingen, en mensen kunnen niet beweren een pandita te
zijn, als hun studie gericht is op het vergaren van geld
en van alles wat het leven aangenaam maakt. Ook kan het
niet de moeite waard zijn met eerbied te spreken over
iemand die uitblinkt in de vaardigheid om op academisch
niveau te debatteren.
Ja, wanneer je je verdiept in de betekenis van het woord
'ik', dan leidt het je werkelijk naar de allerhoogste
Godheid. 'Jij bent gelijk aan Dat', 'Dat is hetzelfde als
ik'. 'Ik en Dat zijn één'. Zo wordt het
verkondigd in de grote vedische spreuk 'Tat Tvam
Asi' - 'Gij zijt Dat'. Dat is de kern van alle
leringen, de grootste les die er te leren
is.
Het heilige principe
dat belichaamd wordt door het 'ik', gaat het begrip van
de grootste geleerden te boven als zij het willen leren
kennen door zelfstandig onderzoek, zonder steun of gids.
Want als gids kunnen alleen die mensen optreden die zich
bewust zijn van de waarheid en die oprecht leven naar die
waarheid. Dat principe bevindt zich buiten het bereik van
geleerdheid, logica of grammatica. Denk eraan dat dit de
waarschuwingen zijn die gegeven worden in de
shruti's
en de smritiís.
Welnu, wanneer je een
eerste algemene indruk wilt hebben van dit 'ik' en van
alles wat het inhoudt, kun je het samenvatten in enkele
zinnen: 'Overdag, wanneer ik wakker ben, ben ik actief;
's nachts slaap ik; wanneer ik slaap, heb ik
droomervaringen. Doordat ik op deze wijze dag en nacht
handelingen verricht en ervaringen opdoe, sterf ik.'
Wanneer je deze woorden van het individu goed beschouwt,
kun je eruit concluderen dat zij gebaseerd zijn op de
kennis die het individu in dit leven heeft vergaard. Hij
gelooft dat het 'ik' begint wanneer hij geboren wordt.
Maar bestond dit 'ik' reeds voordat hij geboren werd? Zo
ja, hoe kun je dan van iets dat bestaat, zeggen dat het
geboren wordt? Zelfs wanneer je deze tegenwerping
negeert, moet je je afvragen hoe het heeft bestaan en
waar. Heeft het bestaan zonder lichaam, naam en vorm?
Bevond het zich buiten het bereik van de zintuigen? De
geestelijke zoeker wordt bij vlagen bezocht door een
dergelijke twijfel. Men moet duidelijk begrijpen dat het
'ik' geen verband heeft met of gebonden is aan een
bepaald voorwerp, een ding, een wezen, een naam of een
vorm. Bedenk goed dat wanneer je dit 'ik' hebt
thuisgebracht en herkend, of wanneer je het juiste
antwoord hebt gevonden op de vraag 'Wie ben ik?',
je de gehele kosmos met al zijn mysteries hebt
thuisgebracht en herkend.
Je kunt de vraag
stellen waarom het zo dringend nodig is om de betekenis
van dit 'ik' te begrijpen, terwijl er in het universum
zoveel andere zaken zijn die om studie en onderzoek
vragen. Je kunt wel proberen de geheimen van de kosmos te
ontsluieren. Je kunt ook aandachtig proberen de betekenis
van het woord jivi
of
deva te
begrijpen. Wanneer zulke diepgaande onderwerpen als het
universum, de Goddelijkheid als individu, en het
goddelijke Principe zelf, luid roepen om aandacht, waarom
zou je die dan loslaten? Waarom zou je je alleen
bezighouden met het woord dat eenvoudige mensen en
kinderen bezigen als zij spreken van 'ik', 'ik'? Er zijn
misschien mensen die vragen wat dat alles voor zin
heeft.
Het is natuurlijk een
simpel woord, maar het heeft een oneindig aantal
betekenissen die een diepe voldoening schenken. Dat is de
reden waarom alle grote leraren de geestelijke zoeker
aansporen met de woorden: 'Ken uzelf'. 'Zoek in jezelf;
alleen langs die weg bereik je de verlossing'. Ook de
shastra's stemmen in met deze dringende raad.
'Datgene wat, als je het weet, je alles zal doen
weten' (ëYad Vijnanena sarvam vijnatham
bhavathií). De shastraís
verkondigen in verheven taal hoe belangrijk en waardevol
dit onderzoek is en stellen duidelijk dat het zoeken naar
het atma van essentieel belang is. Zij geven je in
het heilige axioma 'Gij zijt Dat' (Tat Tvam
Asi) de verzekering dat jij het atma
bent.
Om het hevige verlangen
te vervullen, zul je je daarom eerst moeten bezighouden
met de vraag: 'Wie ben ik?' Dan zul je beseffen
dat je eeuwig (nitya) bent en niet gebonden aan de
grenzen van de tijd. Geholpen door de shastra's
zul je de donkere wolken van de onwetendheid
(ajnana) kunnen verdrijven die deze waarheid nu
nog voor je bewustzijn verborgen houden. Daarna kun je in
verrukking je ware aard beseffen. Dat bewustzijn begint
te dagen wanneer de waarheid je wordt onthuld zoals het
eerste zonnegloren.
De shastraís, die de mens kunnen inwijden
in de kennis van deze grote geheimen en hem kunnen leiden
naar dit gebied waarin hij de hoogste gelukzaligheid kan
bemachtigen, bestudeert men in deze tijd niet meer. De
mens jaagt echter wel blindelings zijn eigen dwaze
ideeën na. Hoe kan hij zo het atmische principe
ervaren? Hoe kan hij langs die weg Hem bereiken die de
belichaming is van het hoogste geluk
(ananda)?
De wetenschap van de
materiële wereld is niet in staat een diepgaand
onderzoek in te stellen naar de betekenis van de
shruti's. Gods genade moet men veroveren door
toewijding en overgave. Alleen door die genade, alleen
wanneer Gods meedogende blik op hem rust, kan de ware
betekenis van de shruti's geleidelijk tot de mens
doordringen. Alleen personen die een belichaming zijn van
goddelijke wijsheid en mededogen kunnen precies bepalen
wat het welzijn van de mens bevordert en wat hem helpt
bij zijn spirituele groei. Anderen stuntelen maar wat.
Doorgaans merken zulke mensen wel dat zij tegen die taak
niet opgewassen zijn. Immers, hoe kunnen leraren die
zichzelf niet kunnen verlossen, anderen daarbij helpen?
De leermeesters van deze tijd pogen de maatschappij te
zuiveren, terwijl hun eigen huis niet schoon is. Het
aantal van dergelijke leraren groeit, dus vermenigvuldigt
het aantal fouten en mislukkingen zich ook. Hun gebreken
worden op allerlei manieren gerechtvaardigd en
goedgepraat en dat maakt de verwarring steeds groter. Het
gevolg is dat er een eindeloze woordenstrijd ontstaat die
de waarheid achter de horizon doet verdwijnen. Deze
leraren vertolken de shastra's volgens eigen
vooroordelen en voorkeur en gebruiken de heilige
Geschriften als een middel tot
zelfverheerlijking.
In deze benarde
omstandigheden is Gods genade de enige hoop die de
mensheid heeft. Dat is het lichtbaken waarmee het pad
wordt verlicht, Gods mededogen dat de mens beloont voor
zijn spirituele inspanningen. Het is een sterk, stabiel
schip dat hem veilig naar de overzijde kan
brengen.
Vele leermeesters en
onderwijzers zeggen dat het pad van het innerlijk
onderzoek voor de mens het pad van de bevrijding is.
'Zelfonderzoek leidt naar bevrijding' ('sva
vimarsha moksha') verzekeren zij ons. 'DAT is het
Atma; DAT is mijn Zelf'.
'Tussen ik en het atma is geen verschil'. 'De
individuele ziel en de alziel zijn niet gescheiden'.
Zowel de schering als de inslag van het doek van het
atma bestaat uit het spingaren van het 'ik'.
Wanneer we dit 'ik'-garen aantreffen in verschillende
lichamen en het is van mening dat het zich onderscheidt
van het garen in de andere lichamen, kan men zeggen dat
het atma-doek verdwijnt; maar je kunt ook zeggen
dat zowel in het garen als in het doek een substantie is
gebleven, en dat is het katoen. Op gelijke wijze blijft
de alziel (paramatma) bestaan als de enige
waarheid in het 'ik,' in het atma. Zonder het
katoen van de alziel, is er geen 'ik'-garen; zonder het
'ik'-garen kan er geen atma-doek bestaan. Deze
drie: paramatma, atma en ik, zijn
slechts vormen en namen voor de Ene - het
Paramatma, het Ene Atma, het goddelijke
Atma.