English: The Supreme Reality

 

 

 1. De Hoogste Werkelijkheid

De zin en het doel van het leven is het bereiken van de Allerhoogste. Met Allerhoogste wordt hier gedoeld op het Zelf (Atma). Allen die in de cultuur van India zijn opgegroeid, weten dat het Atma alomtegenwoordig is. Wanneer men hun echter vraagt op welke wijze zij dat te weten zijn gekomen, beweren sommigen dat de Veda's hun dat geleerd hebben; anderen citeren teksten uit de Shastra's, weer anderen verlaten zich op praktijkervaringen van de grote wijsgeren. Ieder baseert zijn conclusies en bewijst de juistheid daarvan overeenkomstig de omvang van zijn eigen intelligentie. Vele grote mannen hebben hun intelligentie gebruikt om dat alomtegenwoordige Atma te ontdekken en zijn erin geslaagd een beeld te krijgen van dat goddelijke Principe. In ons land, India (Bharat), zijn er predikers geweest, leraren, geestelijke leerlingen en asceten die hebben bewezen dat het gestelde doel te verwezenlijken was wanneer zij dat ernstig bleven nastreven. Toch vinden we onder de vele miljoenen mensen slechts enkelen die in staat zijn geweest het universele Atma te zien.

Geen ander schepsel heeft de twee gaven intelligentie en onderscheidingsvermogen in deze hoogontwikkelde vorm ontvangen. Dat is de reden waarom de mens uitgeroepen kan worden tot kroon der schepping; daarom ook verkondigen de Shastra's dat de kans om als mens geboren te worden een zeer zeldzame, gunstige gelegenheid is. De mens bezit de benodigde kwalificaties om te gaan zoeken naar de oorsprong der schepping; die drang en dat vermogen heeft hij in zich. Hij wendt het geschapen universum aan voor het vergroten van zijn vrede, zijn welvaart en zijn veiligheid; hij gebruikt de energieën en de voorwerpen die de natuur hem biedt om zijn geluk en zijn vreugde te bevorderen. Dit is door de Veda's zelf bevestigd.

Voor miljoenen gelovigen zijn de Veda's de centrale autoriteit en bevatten zij Gods eigen woorden. Hindoes geloven dat de Veda's geen begin hebben gehad en geen einde zullen krijgen. Hierin spreekt God tot de mensen. Het zijn geen boeken die door mensen zijn geschreven, maar openbaringen die God aan vele zoekers heeft geschonken en die aangeven met welke methoden men waardig wordt het hoogste doel te verwezenlijken [*]. Zij bestonden reeds als een degelijk pad, voordat zij aan de mens werden geopenbaard. Dit pad zal zijn waarde behouden, zelfs al zou de mensheid het vergeten. De Veda's zijn niet ontstaan in een bepaalde periode en kunnen ook niet in een ander tijdperk van de aardbodem verdwijnen. Dharma, de goddelijke norm waarop ons door de Veda's een blik gegund wordt, kent evenmin een begin of einde; deze wijst ons immers op het hoogste doel. 

Natuurlijk zullen er enkele mensen zijn die toegeven dat dharma geen einde heeft, omdat de rechtschapenheid ons leidt naar het hoogste doel, maar die toch aanvoeren dat er een begin moet zijn geweest. De Veda's verklaren dat er in de cyclus die loopt van schepping tot ondergang, geen beginpunt is en geen eindpunt; het is een ononderbroken cirkelgang. Wat eveneens onveranderd blijft, is de voorraad kosmische energie - deze neemt niet toe of af en is altijd gelijk, heeft altijd genoeg aan zichzelf. Het geschapene en de Schepper zijn twee parallel lopende lijnen waarvan het begin onbekend is en het einde onbegrijpelijk. Zij bewegen zich van eeuwigheid tot eeuwigheid op gelijke afstand van elkaar. Hoewel God eeuwigdurend in beweging is, zijn de goddelijke wil en macht die aan al die activiteit ten grondslag liggen, voor het menselijk verstand niet te vatten. 

Het allerhoogste, overeenkomstig de Bharatya's, de erfgenamen van de Indiase kultuur, is de Uitgebreidheid Zelve. Het reikt tot de hoogste hoogten en beweegt zich vrij in die uitgestrektheid. Het werd in heldere termen uiteengezet, lang voor die periode van de geschiedenis.  

De studie van het begrip van het Allerhoogste en het uitdragen van dit begrip ging gebukt onder ernstige verdraaiingen in de loop van de geschiedenis. Maar, het heeft ieder van dezen voor succes geplaatst en bewijst zichzelf vandaag als springlevend en aanwezig. Dit vormt het bewijs van de innerlijke kracht van deze openbaring. De ideeën over het Allerhoogste Doel zoals neergelegd in het Judaïsme, de Christelijkheid en de leer van Zoroaster deden hun best om het Barathya-begrip onder te brengen in hun categorieën en het als een deel van henzelf over te brengen; niettemin, nam het geen vreemde status aan in haar zogenaamd eigen geboorteplaats; in tegendeel, het verduidelijkte voor die religies zelf hun eigen idee van het Uiteindelijke, benadrukte de eenheid van alle gezichtspunten, en vestigde hartelijkheid op de basis van de afwezigheid van verschil. Terwijl de stroom van kennis omtrent het Allerhoogste Doel zoals ontdekt door de Bharathiya heiligen verder stroomde, bleven de ideeën van de andere geloven daarnaast bestaan als vijvertjes. [bew.]

In India zelf rezen de sekten die gebaseerd waren op de hoofdreligie als paddestoelen uit de grond. Zij probeerden de wortels los te trekken of fatale schade toe te brengen aan de hoofddenkbeelden van het hindoeïsme betreffende de hoogste Waarheid, het Opperwezen. Maar zoals het water van de zee bij een verschrikkelijke aardbeving eerst wegebt en dan brullend met duizendvoudig geweld terugstroomt naar dezelfde kust die het ogenschijnlijk verlaten had, zo herstelde zich deze stroom van Indiase wijsheid in haar oorspronkelijke, ongerepte glorie toen zij zich verhief boven de verwarring en conflicten van dit tijdperk. Toen de beroering enigszins was bedaard, werden de verschillende sekten die de mensheid in verwarring hadden gebracht, aangetrokken door deze wijsheid en opgenomen in haar ruimhartige, gastvrije invloedssfeer. Het Atma-principe van de inwoners van India omvat alles en allen, openbaart en verklaart alles en is almachtig. 

De ware godsverering bestaat hieruit dat men geloof en vertrouwen ontwikkelt in dit Atma-principe en het vurig liefheeft. Het Atma is de enige geliefde die de mens heeft. Besef, dat het Atma het enige is dat je liefde waard is; op die wijze kan de mens God werkelijk aanbidden. Zo leren het de Veda's. De Veda's leren ons niet dat wij een stel moeilijke leefregels en voorschriften moeten aanvaarden; zij houden de mens niet het schrikbeeld voor van een gevangenis waarin hij opgesloten zit achter de tralies van oorzaak en gevolg. Zij leren ons dat er Eén is die alleenheerser is over al deze regels en voorschriften, Eén die de kern vormt van ieder ding, van elke energie-eenheid, van elk atoomdeeltje, en aan wiens bevel de vijf elementen - ether, lucht, vuur, water en aarde - moeten gehoorzamen. Heb God lief, vereer Hem en aanbid Hem. Zo spreken de Veda's; dat is de grootse liefdesfilosofie die in de Veda's uitgebreid wordt verkondigd. 

Het grote levensgeheim is dat de mens in de wereld waarin hij geboren is, moet leven als een lotusblad; zo'n blad wordt wel door het water gedragen, maar blijft erop drijven zonder te worden beïnvloed of natgemaakt. Natuurlijk is het goed wanneer je God liefhebt en Hem aanbidt met het oog op een kostbare beloning, hetzij hier of in het hiernamaals; maar aangezien er geen ding of vrucht van je handelingen kostbaarder is dan God, of meer de moeite loont dan God, ontvangen wij van de Veda's de goede raad om God lief te hebben zonder een zweem van begeerte.

Geef liefde, want je moet liefhebben om de liefde zelf; heb God lief, omdat alles wat Hij je geven kan van mindere waarde is dan Hijzelf; heb alleen Hem lief, zonder andere wensen of verlangens.

Zo klinkt het in de leer van Bharat (India) omtrent het hoogste doel. Dharmaraja, de oudste van de gebroeders Pândava, wordt in de Mahâbhârata afgeschilderd als een persoon die op deze verheven wijze liefhad. Toen hij zijn uitgestrekte rijk, waarbij ook geheel India, aan zijn vijanden had verloren, en gedwongen werd in de grotten van het Himalaya-gebergte te leven met zijn gemalin Draupadî [zie: stamboom van de Kuru-dynasty], vroeg deze hem op een dag: 'Heer! U behoort ongetwijfeld tot de grootsten van hen die onverschrokken het pad van de rechtschapenheid volgen, maar hoe komt het toch dat zo'n verschrikkelijke ramp juist U moest overkomen?' Zij was door smart overmand. 

Dharmaraja antwoordde: 'Draupadî, treur maar niet. Kijk eens naar deze bergketen. Wat schitterend! Zoveel schoonheid! Wat prachtig! Wat verheven! Hij is zo luisterrijk dat mijn liefde hiervoor onbegrensd is. Hij schenkt mij niets, maar van nature ben ik geneigd alles lief te hebben wat schoon is en verheven. Daarom verblijf ik hier, in die hoogste liefde, de belichaming van Gods volmaakte liefde. Hier krijgt Gods liefde haar volle waarde en betekenis. 
God is de enige die het waard is lief te hebben.
Die conclusie is het resultaat van de eeuwenlange zoektocht die de inwoners van ons land hebben volbracht. Derhalve heb ik God lief. Ik zal van Hem geen enkele gunst verlangen. Ik zal niet bidden om een enkele gave. Hij mag mij laten wonen waar Hij wil. De hoogste beloning voor mijn liefde is zijn liefde, Draupadî! Mijn liefde is geen marktartikel.' 
Dharmaraja begreep dat liefde een goddelijke eigenschap is en als zodanig benaderd moet worden. Hij leerde Draupadî begrijpen dat voor hen die altijd leven in het atmisch bewustzijn, liefde een natuurlijke, spontane opwelling is. 

De liefde die gegrondvest is op het Atma, is zuiver en edel; daar echter de mens gebonden is aan verschillende valse vormen van liefde, vindt hij zichzelf gewoon een individu (jiva), een afgezonderde enkeling, en zo wordt de goddelijke liefde in haar volle omvang hem onthouden. Daarom moet de mens Gods genade winnen. Wanneer hij die bezit, zal het individuele Zelf (Jivi) verlost worden van zijn lichaamsbewustzijn en kan hij zich vereenzelvigen met het Atma. Deze eenwording wordt in de Veda's omschreven als: verlossing uit gebondenheid (bandhavicchedana), of als bevrijding (moksha). 
Voor het bestrijden van de neiging om zich met het lichaam te identificeren en om Gods genade te verkrijgen, worden spirituele oefeningen voorgeschreven, zoals gedachtebeheersing, evenals zintuiglijke beheersing (dama) en de andere disciplines van het zesvoudige pad van sadhana [
**]. Ons bewustzijn zal door het beoefenen van deze zes zeer zeker worden gereinigd. Het wordt dan een heldere spiegel die de dingen duidelijk weergeeft. Zo zal het Atma zich volkomen openbaren. Dit reinigen van het bewustzijn (chittashuddhi) vormt de koninklijke weg die voert naar de hoogste Wijsheid (jnanasiddhi). Voor hen die rein zijn van hart is dit niet moeilijk te bereiken. In de Indiase speurtocht naar de hoogste Werkelijkheid staat deze waarheid centraal; het is de levensadem van alle leringen. 

Indiërs vinden het niet nodig tijd te verspillen met discussies en met het belijden van dogma's. De aanblik van lege oesterschelpen die op het strand verspreid liggen, wekt in hen weinig blijdschap. Zij proberen de parels te krijgen die in de diepte van de zee liggen. Zij willen graag in die diepte duiken en dapper naar de parels zoeken. De Veda's tonen hun welke idealen zij moeten nastreven en welke weg naar de verwerkelijking leidt. Hun ideaal is de hoogste Waarheid te ontdekken. Deze ligt ver voorbij de kennis die is verworven met behulp van de menselijke zintuigen. 
De Vedaís herinneren de mens aan het feit dat het onstoffelijke Atma zich bevindt in de stoffelijke persoon, dat in deze individuele belichaming van de Waarheid de Alziel (Paramatma) woont. Alleen die is werkelijk en blijvend; al het andere is vluchtig en voorbijgaand. 

De Veda's zijn uitsluitend verschenen om aan te tonen en te benadrukken dat God bestaat. De hindoes die in hun spirituele training het hoogste doel hebben bereikt (siddhapurusha's), hebben allen gereisd langs het vedische pad en hebben hun onderzoek verricht volgens de vedische regels. De Shastra's bevatten het oorspronkelijke verslag van hun ervaringen en daarin wordt de gelukzaligheid beschreven waarmee zij beloond werden. Deze mensen verklaren zowel in de Shastra's als in de Upanishads: 'Wij hebben het atmische bewustzijn bereikt.' 
Hindoes trachten niet zich op te stellen tegenover een dogma of een theorie en er dan over te zegevieren; zij proberen dat dogma of die theorie aan de praktijk te toetsen. Geloofsvertrouwen zonder inhoud is niet hun doel; het gaat om het geestelijk stadium (sthiti) dat men bereikt en om de wijsheid (siddhi) die men zich heeft eigen gemaakt. Het doel dat de inwoners van India zich stellen is vervulling in het leven te vinden door voortdurende, geestelijke oefening (
sadhana), een vervulling die voortkomt uit bewustwording van de eigen Goddelijkheid. In het samensmelten met het goddelijke Principe verwerft de mens die volkomenheid. Voor de Bharatiya, de Hindoe, is dat de grootst denkbare overwinning.

 

        

Inhoudsopgave           

                  

[*] Zie bijvoorbeeld het Srîmad Bhâgavatam door Krishna-Dvaipâyana Vyâsa, Canto 1, Hoofdstuk 1: Vragen van de Wijzen.
[**] De zes karaktereigenschappen (shatkasampatti's): kostbaarheden die de spirituele leerling moet ontplooien:
- rustige, heldere, geestelijke arbeid (shama);
- beheersing van de zintuiglijke organen (dama);
- persoonlijke plichtsvervulling (dharma) geduldig verdragen van tegenstellingen, zoals hitte-kou, vreugde-verdriet;
- onwankelbaar geloof en vertrouwen (shraddha);
- eenpuntige gerichtheid (samadhana)