ramkatha-titel.gif (4275 bytes) 




 

 

 

 

Hoofdstuk 11(b)
Ook Lakshmana
[
in het Engels]

 

ramaklein.jpg (51576 bytes)Met deze woorden wierp Rama zich aan zijn moeders voeten. Kausalya richtte hem vol tederheid op. Zij sprak: 'Rama! Wat is dit voor vreemd gedrag? Hoe barbaars iemand ook is, dergelijke vreselijke gunsten zal hij toch niet verlangen? Wie zou ooit op de gedachte komen om jou, enkele minuten voordat je gekroond zult worden, veertien jaar naar het oerwoud te verbannen? Moet ik dan mijn leven lang lijden? Ik kreeg een zoon, nadat ik talloze geloften was nagekomen en riten had volvoerd. Bij het aanschouwen van jouw liefelijke gelaat, kwam ik het knagende verdriet van de voorgaande jaren te boven. Het is mij genoeg als ik mijn zoon dichtbij mij heb; andere verlangens heb ik niet, om een andere gunst vraag ik niet. Ben ik dit bescheiden geschenk niet langer waardig? Heb ik daarvoor een kind ter wereld gebracht, om het in het woud terecht te zien komen? Zou er één moeder te vinden zijn die toelaat dat haar zoon de wildernis ingestuurd wordt? Ach, wat voor zonde heb ik in het verleden begaan? In welk vorig leven heb ik een moeder en haar zoon uiteengedreven? Sinds de dag van je inwijding in de vedische wetenschappen heeft de gedachte aan je naderende kroning mij ieder ogenblik met vreugde vervuld. Zijn mijn zoete dromen nu op niets uitgelopen? Zijn al mijn verwachtingen de bodem ingeslagen en in stukken gebroken? Zijn alle geloften, gebeden, riten en rituelen, die ik zo gewetensvol heb nageleefd en uitgevoerd om jouw vreugde en geluk te garanderen, zijn die vergeefs geweest? O, wat ben ik een grote zondares! Waarom brak mijn hart niet bij het aanhoren van deze tijding? Wellicht krijg ik nog veel meer hartverscheurend nieuws te horen en te verdragen! Ook de dood biedt geen uitkomst; ondanks de schok klopt mijn hart nog steeds. Helaas wacht zelfs de dood op het door het lot toebedeelde ogenblik. Eens komt hij, maar nu hij ziet hoe slecht ik eraantoe ben, laat hij mij leven en stelt hij het tijdstip van mijn verlossing uit. Zelfs Yama, de Heer des Doods, is mij niet genadig en acht mij onwaardig het dodenrijk te betreden. O, Rama! Waarom moet dit onheil toch over ons komen', klaagde zij en viel in onmacht. Toen zij weer bijkwam, rolde zij over de vloer, met de hand tegen haar hart gedrukt. Rama kon het tafereel niet in gemoede aanzien. De jammerkreten van de dienaressen die zich rond Kausalya geschaard hadden, klonken hem in de oren als donderslagen. 

Rama sprak geen woord. Hij zat bij zijn moeder en streelde troostend haar voorhoofd en haar haren. Hij veegde het stof van haar kleren. Als een enorme rots, die stevig gebed is in de diepe zeebodem, bleef Rama ongedeerd bij het beuken van de woeste golven rondom hem. Hij was evenzeer verheven boven tegenslag en verdriet, als boven de verlokkingen der vreugde. De gelijkmoedigheid, die hem vervulde nu hij veertien jaar lang naar het woud werd verbannen, was even groot als toen hij, slechts enkele ogenblikken geleden, op weg was naar de troonzaal, om te worden gekroond als heerser van een machtig keizerrijk! 

Ook Kausalya wist dat Rama nimmer van het pad zijner plichten zou afwijken. Zij besefte dat Rama nimmer zijn eens gegeven woord zou breken of ook maar een haarbreed zou afwijken van de door zijn vader voorgeschreven levensweg. Zij was er zeker van dat haar jammerklachten hem evenmin zouden bewegen op zijn besluit terug te komen, dus gaf zij alle pogingen op hem daartoe over te halen. 'Zoon! Wat baat het om anderen verantwoordelijk te stellen indien men voorbeschikt is om deze tragische gebeurtenissen te doorstaan? Neen, elk woord is dan vergeefs. Alles gebeurt voor ons bestwil. Niemand kan neen zeggen tegen een goddelijk gebod. Hier in Ayodhya, in dit paleis, ligt mijn geluk niet. Ik kan slechts daar gelukkig zijn waar mijn Rama is. Dus zal ik met je meegaan; neem me met jou mee', sprak zij. Hierop trachtte zij overeind te komen. Enkele dienaressen hielden haar vast en lieten haar tegen de muur leunen; zij spraken zacht en teder tegen Kausalya om haar weer bij te brengen. 

Lakshmana, die getuige was van Kausalya's hevige smart en haar woorden had aangehoord, kon zijn gevoelens niet langer beheersen. Hij kookte van woede. Hij stond met gebalde vuisten en sprak: 'O! Vereerde moeder! Dit zal ik nimmer kunnen accepteren! Moet Rama het koninkrijk verlaten en zich naar het woud begeven, en zwichten voor het gebazel van een vrouw? Dat kan ik niet dulden. Vader is te oud geworden en daardoor verandert hij gedurig van gedachten. Bovendien is hij verstrikt geraakt in zijn verlangen naar zinnelijk genot en is hij door Kaikeyi's verleidingskunst een willoos werktuig geworden. Hij is zo verzot op haar dat het deerniswekkend is en heeft geen enkel inzicht in de gevolgen van zijn daden. In zijn verdwaasdheid is hij in staat om het even welk bevel uit te vaardigen. Bevelen van dien aard behoort men niet op te volgen. De koning bevindt zich in een staat van besluiteloosheid en is niet bij machte de werkelijkheid van de illusie te onderscheiden, of het voorbijgaande van het eeuwige. Als dergelijke heersers bevelen geven die ontsproten zijn aan verdwazing, doet men er goed aan ze niet te gehoorzamen. Welke misdaad heeft Rama begaan dat hij naar het woud verbannen zou moeten worden? Zelfs Rama's wreedste vijand, zo hij die al heeft, of de meest hardvochtige barbaar, die de straf voor zijn wandaden ondergaat, is niet in staat ook maar de geringste smet te werpen op Rama's daden of gedrag. Geen vorst ter aarde is gerechtigd om iemand van een dergelijke onbetwistbare onschuld, met zulke zuivere bedoelingen en van een dergelijke verheven heiligheid, als banneling naar het woud te verdrijven. Rama volgt standvastig het rechte pad; hij is meester over zijn zintuigen; vijanden van allerhande allooi worden door hem geëerd en met respect behandeld. Welke vader zou een dergelijke zoon naar het oerwoud verdrijven? Bovendien is de koning zeer gehecht aan dharma; hij is een held met talloze heilige idealen en hij leeft volgens de hoogste principes in alle godsdiensten. Kan een dergelijke koning dit bevel uitvaardigen? Naar zijn bevel te oordelen, is het zeker dat Dasharatha Ûf krankzinnig is, Ûf de slaaf is van zijn hartstocht. In beide gevallen is zijn bevel niet waard te worden opgevolgd. De woorden van een koning die zich gedraagt als een krankzinnige of als een klein kind, hoeven niet serieus genomen te worden. Hij is waanzinnig geworden en heeft ook nog de wetten der politieke moraal vergeten, het pad der wijsheid verlaten, de verplichtingen der vaderliefde veronachtzaamd, maar heeft zijn grillen en lusten de vrije loop gelaten. Moet zijn bevel als wettig worden erkend? Ik zal er niet mee instemmen dat het wordt gerespecteerd.' 

Lakshmana richtte zich tot Rama en terwijl hij diens handen eerbiedig vasthield, sprak hij: "Rama! Vergeef mij! Neem de heerschappij van dit rijk op je, voordat het nieuws over dit gebeurde zich verspreidt en aan iedereen bekend wordt. Ik zal je met mijn boog terzijde staan. Eenieder die zich hier in Ayodhya tegen je verzet, zal door de pijlen uit deze boog worden getroffen. Zo iemand bestaat natuurlijk niet, in Ayodhya of waar ook. Doch zou er tegenstand rijzen, dan zal deze machtige stad in een woestijn veranderen, zonder menselijke bewoners. Daar zullen mijn scherpe pijlen voor zorgen. Waarom moet ik dat nog duizendmaal herhalen? Indien Bharata zelf tegenstand biedt, of iemand namens hem, dan zal ik hem zonder enige wroeging van de aardbodem wegvagen. Zelfs Dasharatha zal ik gevangen nemen en in de kerker opsluiten, mocht hij zich in deze strijd aan Kaikeyi's zijde blijven scharen.' 

Terwijl Lakshmana in deze trant aan het betogen was, keek Rama hem streng aan en zijn emotionele uitbarsting onderbrekend, vermaande hij zijn broer aldus: 'Lakshmana! Je woorden gaan alle perken te buiten. Wat ik mij wens, kan niemand mij ontzeggen. Niemand kan mijn wil doorkruisen. Mijn verbanning naar het woud is niet te vermijden. Het zijn je liefde jegens mij en je verlangen om een scheiding van mij te voorkomen die je zo doen spreken. Wees verdraagzaam! Verdraagzaamheid zal je voor alle vrees en bezorgdheid behoeden. Wees geduldig. Laat je niet verontrusten. Koester geen haatgevoelens jegens vader of je broer Bharata. Het zijn zuivere, heilige mensen. Kaikeyi verdient evenzeer onze hoogachting. Zij moet worden gerespecteerd en geëerd. Ook de gunsten waarom zij heeft gevraagd zijn vrij van blaam. Zij heeft mij immer liefgehad, zij heeft mij geliefkoosd en mij tederheid betoond, als een moeder voor mij gezorgd en met mij gespeeld. Zij heeft mij met vreugde grootgebracht; dit alles nog meer dan met haar eigen zoon, Bharata, het geval was. Als deze moeder nu vader om dergelijke gunsten smeekt - al schijnen die geheel tegen wereldse gebruiken in te druisen - dan is er beslist sprake van een diepere, verborgen bedoeling. Dit moet een goddelijk plan zijn en niet iets dat door mensen is bedacht. Wees kalm, laat alle vrees en haatgevoelens varen. We zullen de loop der gebeurtenissen afwachten', raadde Rama Lakshmana aan. 

Hierop wierp Lakshmana zich aan Rama's voeten en sprak: 'Rama, op welke gronden en op wiens gezag moet aan Bharata de kroon toevallen die jou toebehoort? Welke jongere zoon heeft enig recht dat de oudste zoon niet heeft? Jij gehoorzaamt dit absurde, onrechtvaardige bevel terwille van vader, doch ik zal er mijn goedkeuring niet aan hechten, wat je ook ter rechtvaardiging zult aanvoeren.' Zich tot Kausalya richtend, vervolgde hij: 'Vereerde moeder! Ik moet in alle eerlijkheid zeggen dat ik Rama volkomen toegewijd ben. Ik zweer u: ik kan geen seconde zonder Rama leven. Indien Rama het koninkrijk niet begeert en naar het woud vertrekt, zal ik hem volgen. Ik zal in zijn voetstappen treden en hem vergezellen als zijn schaduw. Hij hoeft mij dat slechts te bevelen en ik zal, als hij dat wil, met vreugde in het laaiend vuur springen. Ik zal slechts zijn bevelen opvolgen en van niemand anders. Moeder! Ik kan de aanblik van uw smart niet verdragen. Rama is uw zoon; hij is mijn Ramachandra. Hoe kan iemand afstand doen van zijn eigen levensadem?' 

Al luisterend naar Lakshmana, werd Kausalya een weinig bemoedigd. Zij streelde Lakshmana's hoofd en sprak: 'Jouw liefde is mij een grote troost. Je woorden sterken mij zeer. Broers zoals jij zijn waarlijk zeldzaam! De wereld beschouwt de moeder die dergelijke kinderen heeft gebaard als eerbiedwaardig en heilig; toch worden wij nu gekweld door de gedachte dat wij grote zondaren zijn. Rama zal niet op zijn besluit terugkomen; wat hem betreft is zijn verbanning onvermijdelijk. Het enige wat ik vraag is nu: Neem ook mij met je mede', riep zij wenend. 

Rama keek naar Lakshmana en sprak: 'Broer! Ik weet hoeveel je van mij houdt. Ik ben mij zeer goed bewust van je heldhaftigheid, je vermogens en je glorie. Moeder lijdt zwaar onder haar verdriet, omdat zij niet kan begrijpen wat de feiten zijn en van hoeveel waarde zelfbeheersing is. Haar smart is trouwens verklaarbaar, aangezien zij mij onder het hart heeft gedragen. Doch bedenk wel: rechtschapenheid, dharma, is de wortel van alle levenswaarden en het voortbestaan van dharma is slechts verzekerd als zij op waarheid (sathya) gegrondvest is. 

Sathya en dharma zijn één en dezelfde. De één kan niet zonder de ander bestaan. Waarheid is goedheid; goedheid is waarheid. Thans verwezenlijk ik sathya zowel als dharma, door overeenkomstig vaders bevel te handelen. Niemand die zich toelegt op een goede levenswandel mag een belofte breken die aan zijn moeder, vader of geestelijk leidsman is gedaan. Ik zal derhalve de bevelen van vader niet overtreden, dat is zeker. Het was Kaikeyi niet die mij heeft bevolen, zij bracht mij slechts vaders bevel over. Zij deed dit bovendien in vaders aanwezigheid; dus moet men daarvoor eerbiedig het hoofd buigen. Als het niet mijn vaders bevel was, terwijl Kaikeyi mij zei dat dat wèl zo was, dan had hij het toch kunnen tegenspreken? Dat deed hij echter niet; hij betreurde en bejammerde slechts hetgeen gebeurd was. Daarom is het bevel zo authentiek alsof het uit vaders eigen mond geklonken had. Ik zal dus van generlei beslissing afwijken. Het is mij onmogelijk in strijd daarmee te handelen. Laat je verstand zich niet verlagen tot deze angstaanjagende vechtersmentaliteit. Zie af van geweld en wreedheid en aanvaard mijn standpunt.' Rama streek Lakshmana zachtjes over de rug omdat hij zo gebukt ging onder toorn en smart en sprak hem teder en liefdevol toe om zijn leed te verzachten. Daarop richtte hij zich tot zijn moeder, Kausalya, en sprak tot haar: 'Belet mij niet mijn besluit uit te voeren en mij aan mijn gelofte te houden. Wat er ook met anderen moge gebeuren, mijn verbanning naar het woud kan niet worden afgewend. Laat mij gaan in liefde en geef uw zegen aan mijn gelofte en aan mijn besluit.' Toen wierp hij zich aan zijn moeders voeten en vroeg haar toestemming om te vertrekken. 

De moeder beefde van de hevige smart die haar kwelde; zij legde haar handen op Rama's rug en weende luid. Toen hij zag hoe slecht zijn moeder eraantoe was, kon ook Rama zijn emoties niet langer in bedwang houden. Hij hield haar voeten vast en sprak: 'Moeder! Mijn woord is de opperste waarheid. Luister. Er wachten mij geen ontberingen in het woud. Ik zal die veertien jaren in de grootstmogelijke vreugde doorbrengen en zal uitermate gelukkig zijn. Ik zal terugkeren en mij wederom aan uw voeten werpen. Aan al uw verwachtingen zal ik beantwoorden. Moeder! Het is Dasharatha's bevel! Dit bevel moet niet slechts door mij, maar tevens door Lakshmana, Sumitra en Bharata naar de letter worden opgevolgd. Dat is volgens de aloude voorschriften, de eeuwige morele wet (sanathana dharma). Moeder! Vergeef mij, doch ik heb nog een tweede dringend verzoek aan u. Alle maatregelen die zijn getroffen voor mijn kroning door u en anderen, moet u met dezelfde vreugde en geestdrift aanwenden voor de kroning van Bharata. Vader heeft mij het gebied toevertrouwd waarin het Dandakawoud ligt. Dat is het beste: het is in overeenstemming met de hoogste vorm van dharma dat eenieder de plichten vervult die hem zijn toegemeten. Wanneer men tracht zijn verplichtingen te ontlopen omdat zij moeilijk te volbrengen zijn, dan voedt men de gedachte dat er verschil is tussen mij en Bharata. Geef ons beiden uw zegen en vraag ons om ieder voor zich de opgelegde taken met goed gevolg uit te voeren." 

Kausalya luisterde naar Rama's woorden; zij kon de smart die haar daarbij overviel niet verdragen. Zij kreunde van diepe zielenpijn. 'O mijn zoon! Je vader heeft je opgevoed en gesteund in je ontwikkeling; het gaf hem vreugde je tot een grote, sterke man te zien opgroeien. Daarom verdient hij je eerbied en gehoorzaamheid. Maar ben ook ik je eerbied niet waardig? En je gehoorzaamheid? En bedenk eens: de echtgenote is de wederhelft van haar man. De echtgenoot is zijn vrouws wederhelft. Dus als man en vrouw elkanders wederhelft zijn, ben ik Dasharatha's helft, nietwaar? Dat is de reden dat de vrouw het halve lichaam (ardhangi) van haar man genoemd wordt. Als jij zegt dat je door Dasharatha bevolen bent, dan is dat bevel slechts ten halve van hem afkomstig en niet van hem als geheel. Het wordt slechts gezaghebbend indien ook deze helft toestemt. Doe ik dat niet, dan is het bevel niet geldig. Jij kent de betekenis en het belang van dharma in al zijn verschillende aspecten, dus zul je je tevens van dit aspect bewust zijn. Zonder instemming van de moeder kan een verplichting nooit bindend zijn en is geen enkele handeling de naam dharma waardig. Men moet eerder het bevel van de moeder dan van de vader opvolgen. De plicht tegenover de moeder moet het zwaarst wegen. Want zij is het die je van baby tot kleuter en van kleuter tot jongeling heeft gevoed en gekoesterd en niet de vader! Als de moeder het kind niet negen maanden had gedragen, dan bestond het kind niet eens! Nu geef je die moeder prijs aan de vurige vlammen van haar verdriet en je roept: "O, dat is mijn vaders bevel, dat moet ik gehoorzamen, tot elke prijs." Ik vind een dergelijk gedrag onaanvaardbaar. Een moeder heeft geen groter schat dan haar zoon, en voor moeders als ik betekent de zoon alles. Wanneer mijn zoon mij niet voor vol aanziet en zijn vaders bevel van groter gewicht acht, wat baat het mij dan om de hemel te verwerven en daar van goddelijke nectar te leven? Ik ben liever in de hel. Ik zal mij pas in de hemel achten als mijn zoon bij mij is. 

Rama! Wat heb ik hier nog te zoeken? Mijn leven lang heb ik nog geen ogenblik van geluk gesmaakt! Vanaf mijn geboorte was ik gebonden aan de beperkingen die vader en moeder mij oplegden; daarna viel ik ten prooi aan zorg en vrees aangaande de echtgenoot die ik zou krijgen en hoe zijn karakter en gedrag zouden zijn, tot ik tenslotte je vader huwde. Jarenlang heb ik smartelijk geleden onder mijn kinderloosheid. Bovendien moest ik de strijd aanbinden met de andere echtgenoten van je vader. Tot op de huidige dag duurt die strijd onverminderd voort. Ik weet dan ook niet aan welke verdienste in mijn vorige leven ik jou te danken heb. En nu moet mij overkomen dat ik van mijn zoon gescheiden word. Wanneer was ik ooit gelukkig? Mijn leven is tot één onafzienbare stroom van droefheid geworden; ik worstel in het water, maar kan mij niet drijvende houden. Ik zink naar de diepte, zonder enige hoop op redding. Jij was de tak waaraan ik mij kon vastklampen om mijzelf in veiligheid te brengen. Als je mij die hulp ontzegt, wat moet er dan van mij worden? Mijn afwezigheid zal je vader in het geheel geen gevoelens van verlies berokkenen; hij vindt zijn ananda bij Kaikeyi en heeft niemand anders van node. Dus in plaats van hier te blijven en te verstikken in mijn ellende tot ik de laatste adem uitblaas, geef ik er de voorkeur aan het bekoorlijke gelaat van mijn geliefde zoon te aanschouwen. Al heb ik misschien niets te eten of te drinken in het woud, dan zal ik mij met de vreugde van die aanblik in leven houden.' Ofschoon Rama vond dat haar betoog niet van redelijkheid ontbloot was, kon hij niet anders doen dan de wensen van zijn vader te eerbiedigen en zich te houden aan zijn gelofte dat hij die plicht niet zou verzaken. 

Toen kwam Lakshmana tussenbeide en sprak: 'Broer! Moeders woorden betekenen de hoogste waarheid. De moeder verdient zelfs meer eerbied dan de vader. De heilige Geschriften bepalen: 'Matridevo bhava, pitridevo bhava' en kennen daarbij de eerste plaats toe aan de moeder en de tweede aan de vader. Er staat geschreven: 'Laat de moeder uw God zijn' en daarna 'Laat de vader uw God zijn.' Het past je niet zo hardnekkig bij je besluit te blijven en moeder zoveel leed te doen.' 

Rama richtte zich tot Lakshmana en belette hem voort te gaan. 'Lakshmana! Jij steunt de verklaringen van een moeder wier inzichten worden vertroebeld door een diepe gehechtheid aan haar kroost. Denk nu eens na over het bevel van de vader; het is van belang voor het welzijn van het keizerrijk, van de wereld in haar geheel en van de menselijke samenleving. Je hebt de diepere betekenis en de bedoeling van dat bevel niet begrepen. Slechts dharma kan leiden tot de andere drie doelstellingen voor de mens: rijkdom, geluk en bevrijding. Men hoeft aan deze wet niet te twijfelen, of te twisten over de juistheid ervan. Als iemands inspanningen louter gericht zijn op het vergaren van rijkdom, dan wordt die persoon door de wereld gehaat. Als iemand al zijn krachten zelfzuchtig wijdt aan de vervulling van zijn eigen wensen, veroordeelt de wereld zijn daden als verachtelijk. Alle daden moeten derhalve in overeenstemming zijn met dharma. Lakshmana! Dat is echter nog niet alles. Dasharatha is onze vader, leermeester en vorst. Hij kan ons welk bevel dan ook geven, of dat nu voortvloeit uit het verlangen naar iets, uit boosheid jegens iemand, of uit gehechtheid aan en liefde voor iemand, dat gaat ons niet aan! Wij moeten slechts gehoorzamen; het negeren van zijn bevel valt nimmer te rechtvaardigen. 

Een zoon die in zonde behagen schept, zou wellicht tegen een gebod in kunnen handelen, doch zulk een zoon ben ik niet. Wat mijn vader mij ook opdraagt, ik zal mijn hoofd in eerbiedige hulde buigen. In dit geval rijst er bij jou misschien enige twijfel. Wanneer een vader zich gedraagt als een door begeerte verblinde dwaas, die verstoken is van de intelligentie om onderscheid te maken tussen wat tijdelijk is en wat eeuwig, en die louter gericht is op zelfverheerlijking en vertrouwen stelt in plannen door anderen gesmeed, als die vader zijn eigen zoon schade toebrengt, kun je je afvragen of zijn zoon hem niettemin moet vertrouwen en gehoorzamen. Dat moet hij stellig! Hij mag dan een dwaas zijn, of een wrede tiran, maar blijf jij niet zijn zoon? Indien dat zo is, staat hij te allen tijde boven jou. Die positie bepaalt alle rechten en plichten. De zoon kan hoogstens, naargelang zijn eigen inzicht, trachten hem duidelijk te maken wat hem verwarrend of ingewikkeld voorkomt. Hij mag niet weigeren te gehoorzamen en een opdracht verwerpen omdat die dwaas of absurd zou zijn. 

Er is nog een aspect waaraan je moet denken. Dasharatha is een zeer begaafd man, een machtig krijgsman en een heldhaftig strijder, een steunpilaar van dharma. Hij is in grote zielenstrijd omdat hij zich aan zijn plechtige gelofte wil houden! Hij werd niet door Kaikeyi misleid, of door hartstocht verblind! Neen. Hij werd gedreven door de allesoverheersende noodzaak om zijn eens zo plechtig gegeven woord gestand te doen. Hij had Kaikeyi bovendien gezegd dat hij elke gunst zou inwilligen die zij maar mocht verlangen, ook als het verlenen ervan zijn eigen leven zou schaden! Ik zal mij nimmer neerleggen bij de opvatting dat hij is overmand door begeerte. Vader is diep ongelukkig, omdat hij geen uitweg ziet uit de gevolgen van zijn toezegging, terwijl hij het niet over zijn hart kan verkrijgen om mij naar het woud te verbannen. 

Lakshmana! Vader is een onwrikbaar verdediger van dharma, nog loyaler dan zijn vorstelijke voorgangers. Om die reden heeft zijn vermaardheid zich tot in alle uithoeken van de drie werelden verspreid. Zou het niet een slecht voorbeeld voor de mensheid zijn als zijn koningin, de gezalfde vorstin, haar echtgenoot zou verlaten en met haar zoon zou wegtrekken? Het leven is kort; er is ons slechts een korte spanne tijds gegeven. Het kan niet goed zijn, voor mij, noch voor jou, om voor altijd onze goede naam te verliezen door over te gaan tot onrechtschapen handelingen.' 

Zich tot Kausalya richtend smeekte Rama op aandoenlijke toon: 'Moeder!' Doch aleer hij kon voortgaan, was Kausalya als verstijfd van verdriet. Zij besefte dat haar pogingen om Rama van standpunt te doen veranderen, vruchteloos waren. Zij wist dat zij niet langer aan de plicht kon ontkomen om hem, met haar zegen, te laten gaan. Zij gevoelde dat hoe meer zij zou weeklagen, hoe groter verdriet zij Rama zou berokkenen. 

Door alles wat zich onderwijl had afgespeeld, was Lakshmana hevig aangedaan. Zijn ogen waren rood van het wenen; hij was zich niet langer bewust van zijn omgeving en wist niet waar hij zich bevond of wie er bij hem waren; zijn mond was droog en hij kon geen woord over zijn lippen krijgen. Zijn ogen staarden leeg voor zich uit; dan weer boog hij het hoofd en keek naar de grond, terwijl de tranen hem onafgebroken over de wangen stroomden. Rama sloeg hem gade en wist dat het niet goed zou zijn om zijn broer in deze toestand achter te laten. Lakshmana zou zich bovendien wat kunnen aandoen als hij alleen werd gelaten; het was zelfs niet ondenkbaar dat hij anderen kwaad zou doen. 'En dan zou men mij aanwijzen als de veroorzaker van dergelijke wanhoopsdaden', dacht Rama bij zichzelf. 

Dus besloot Rama om Lakshmana te testen. 'Broer! De dampen van de woede betekenen de bewieroking van alle kwaad. Onderdruk je toorn. Je bent wellicht diepbedroefd bij de gedachte dat Rama zo grof beledigd en onteerd is. Doch zij die leven in waarheid en gerechtigheid, dus het pad van sathya en dharma bewandelen, slaan geen acht op eer en oneer; zij zijn noch verlangend naar het één, noch beducht voor het ander. Wees dapper. Wees vol goede moed. Blijf hier en wees je vader behulpzaam en benut zodoende je dagen om het hoogste levensdoel te bereiken.' 

Toen zijn oudste broer hem aldus zegende, begon Lakshmana van schrik te spreken. 'Broer!' riep hij uit, 'als Rama, die mijn levensadem is, zich naar het woud begeeft, wie moet ik dan hier dienen, met dit trage, stoffelijke, fysieke omhulsel dat lichaam heet? Deze Lakshmana wenst niemand anders dan Rama te dienen. Jij hecht grote waarde aan jouw dharma, aan je plichtsgevoel. Ook ik heb gevoel voor verantwoordelijkheid en ik schat dat even hoog. Daarom zal ik je volgen. Ik heb daartoe niemands opdracht van node. Ik hoor niet bij degenen die met de door Kaikeyi gevraagde gunsten iets uit te staan hebben. Zelfs als ik er wel bij betrokken was, dan nog zou ik geen acht slaan op haar bevelen of op de aanwijzingen van haar trawanten. Niemand anders dan Rama is bevoegd tot het geven van bevelen en het opstellen van richtlijnen voor mijn handel en wandel. Ik zal mij derhalve hier en nu in het kluizenaarsgewaad van boomschors hullen, mijn haar in strengen binden en mij gereed maken je te volgen.' Met deze woorden ontdeed Lakshmana zich van zijn juwelen en van de koninklijke attributen die hem tot een last waren geworden, en begaf zich naar de kroningszaal; vol afkeer wierp hij de sieraden en zijden gewaden van zich af. De oorsieraden en halskettingen kwamen in alle hoeken van de kamer terecht. In zijn irritatie popelde hij om zijn broer te vergezellen. Het werd Rama week om het hart bij de aanblik van Lakshmana's spontane toewijding en vastberaden trouw. Hij liep op hem toe en zijn hand op Lakshmana's schouder leggend, sprak hij teder: 'Broer! Mijn vreugde dat ik een broer heb als jij kent geen grenzen! Ik ben daarmee door het fortuin gezegend. Als jij met mij meegaat, zal dat moeder Kausalya ook enige gemoedsrust schenken. Zij wordt getergd door angst en twijfel over de wijze waarop ik die veertien jaar in het woud zal doorbrengen en of ik na de periode van verbanning zal terugkeren. Zeg moeder dus maar dat zij niets te vrezen heeft. Ga naar haar toe en stel haar gerust. Tijdens de uren dat wij hier samen hebben gesproken, moet vader wel steeds heviger gekweld zijn door zorg en benauwdheid. Bij Kaikeyi zal wel twijfel zijn gerezen of ik nog vertrek! Ik zal daarom naar Sita toegaan om haar op de hoogte te brengen en vandaar naar Kaikeyi's paleis om van vader afscheid te nemen. Ga jij onderwijl naar je moeder Sumitra en vraag haar toestemming om je bij mij te voegen.' 

Na deze woorden liep Rama eenmaal om Kausalya heen en wierp zich toen eerbiedig aan haar voeten. Hierop braken de dienaressen en andere inwoonsters van het vrouwenverblijf (zenana) in luid gejammer uit, alsof zij door de zondvloed werden overvallen. Doch Kausalya hield zich dapper en trok Rama naar zich toe toen hij opstond om haar zegen te ontvangen. Zij omhelsde hem en streek liefkozend over zijn haar. Zij legde haar handen op Rama's schouders en sprak: 'Zoon! Rama! Je bent de trouwste volgeling en beschermer van dharma. Je bent een vastberaden held. Er is voor jou geen enkele reden om het leven in het woud te duchten. Je hebt tot je verbanning naar het woud besloten en ik ben niet langer bij machte je van die beslissing af te brengen. Moge het je goed gaan. Verwezenlijk je ideaal en vervul je verlangen om je vaders wens te eerbiedigen. Los de schuld in die men jegens zijn vader heeft, door te handelen naar zijn bevel. Wat mijzelf betreft heb ik slechts één wens: dat je gezond en wel naar Ayodhya terugkeert. Ik zal althans op die dag ook gelukkig zijn. Rama! De wilsbeschikking van het lot is ondoorgrondelijk. Zelfs de machtigen der aarde kunnen daarin geen verandering brengen. Dezelfde dharma, terwille waarvan je ons heden gaat verlaten, zal je zeker bewaren en leiden tijdens je verbanning. Rama! Wat zou het heerlijk zijn als op dit ogenblik de veertien jaren voorbij waren en ik je zag terugkeren in plaats van weggaan. Ach! Vergeef me mijn dwaasheid! Zoon! Hoe zal mijn zegen luiden? Zal ik zeggen: moge de veertien jaar vlieden als evenzovele dagen, neen, neen, gelijk een diepe zucht! Keer behouden weer, kom spoedig. En word dan tot keizer gekroond. O, jij juweel van de Raghu-dynastie! O mijn geliefde zoon! De Godin van dharma zal je gewis onder haar hoede nemen gedurende je verbanning, want het is om Haar gunstig te stemmen dat je je naar het woud begeeft. Zij is de machtigste en meest standvastige van alle Beschermgodinnen. Ik zal hier al die jaren de Goden gunstig gezind houden en bidden dat jou geen kwaad geschiedt. De bereidwillige dienstbaarheid die je hebt betoond aan moeder, vader en leermeester zal je verzekeren van een lang leven, van gezondheid en geluk. Je trouw aan de waarheid zal je de moed verlenen der onoverwinnelijkheid. De bergen, rivieren, struiken, mierennesten, de wilde dieren en vogels van het woud, zij alle zullen je met warme genegenheid bejegenen, voorzien in al je behoeften en je vervullen met vreugde. Zon, maan en andere hemellichamen zullen je tegen alle kwaad beschermen. Zelfs de demonische rakshasa's in het woud, die gewoonlijk zinnen op afschuwelijke wreedheden, zullen zich tot je aangetrokken voelen; want je hart is vervuld van een rustgevende, vertroostende liefde. Zij zullen zich vol overgave aan je voeten werpen en je als hun meester aanvaarden.' 

Terwijl zij Rama aldus zegende, moest Kausalya met enige moeite het verdriet wegslikken dat haar overweldigde, maar zij hield zich kalm en sterk. Zij ademde de geur van Rama's haar in en hield hem dicht tegen zich aan in een liefdevolle omarming. Zij kuste zijn wangen; haar lippen trilden toen zij ten afscheid sprak: 'Rama! Keer behouden weer; ga in vreugde.' Rama wist hoe diep de genegenheid was die zijn moeder hem toedroeg. Hij raakte haar voeten meermalen in eerbiedige dankbaarheid aan en sprak: Moeder! U mag niet treuren; zorg dat u voldoende slaap krijgt en genoeg eet, want u moet om uw gezondheid denken. Denk aan mij en doe dat te allen tijde met vreugde in uw hart. Uw gedachten zullen hun weerschijn vinden in mijn veiligheid en voorspoed. Als u hier om mij rouwt, hoe kan ik dan daar gelukkig zijn? Als u wilt dat ik in het woud gelukkig ben, dan moet u dat hier ook zijn. En u moet mij vanaf deze plaats van ganser harte uw zegen zenden.' Met deze bede verliet hij de kamer. Enerzijds liet hij haar met tegenzin achter, anderzijds verlangde hij er vurig naar om zijn plicht te vervullen. 

Rama liep de koninklijke weg op en schreed blootsvoets langs de mensenmenigte die er zich verzameld had. De inwoners van Ayodhya stonden als versteend bij de aanblik van dit luisterrijke symbool van waarheid en deugd. Zij hadden de geruchten gehoord die zich door de stad verspreidden, dat Rama zich naar het woud zou begeven. Zij konden niet geloven dat het waar was en hoopten dat de geruchten vals waren. Doch toen zij hem blootsvoets zagen gaan, werd het hun zwaar te moede; de vervoering die zij ervaren hadden bij het nieuws van de kroning, verkeerde in diepe verslagenheid. Ogen die daareven nog hadden gestraald van blijdschap, verloren plotseling alle glans en de gezichten verbleekten. Rama hief zijn hoofd niet op om naar de mensen om hem heen te kijken. Hij vervolgde zijn weg naar de vertrekken van Sita.

 

 

Inhoud van deze Vahini | vorige bladzijde | volgende bladzijde