Bewerkt en in het Engels vertaald 
door
B.P. Mishra 

 

 

 

 

Voorwoord

 

 

Het verslag van de Nara Nârâyana Gufa-ashram in dit boekje is gebaseerd op het verhaal van Swami Maheshwaranand, waarvan mij een fotokopie ter beschikking werd gesteld. Het originele verhaal is in het Hindi. Toen ik het doorlas, vond ik het niet alleen bijzonder meeslepend, maar het liet me ook één van Bhagavân Baba's ontelbare leela's2) zien, en wel op een totaal ander niveau dan wij gewend zijn. Het was zo onthullend dat het me egoïstisch leek als ik de vreugde die ik zelf aan het Hindi-script ontleende, niet met anderen zou delen.

Taal heeft echter iets heel verraderlijks, vooral als het erom gaat ideeën en gevoelens over te brengen van een auteur die een subtiel waarnemingsvermogen heeft op het gebied van spiritualiteit. En dit geldt nog meer voor iemand als ik, die een nieuweling op dit terrein is. Toen ik me dan ook afvroeg of ik dit wel op me moest nemen, kreeg ik innerlijk antwoord. De Heer gaf me Zijn genadevolle goedkeuring en ik ging aan de slag.

Om de betrouwbaarheid van het verhaal te verifiëren en ook omdat ik wilde weten of hij nog iets meer te vertellen had, zocht ik de auteur op, die in Prasanthi Nilayam woonde. Hij vertelde mij het volgende: 'Vlak voor het feest van Dasara (een tien dagen durend feest in oktober ter ere van de godinnen Durga, Lakshmî en Saraswathî3)) kwam ik voor het eerst in Puttaparthi. Dat was in 1978. Net als andere bezoekers zat ik boordevol vragen. Maar toen ik de Heer zag, was ik meteen gewonnen. In 1982 beval Swami me te blijven en sindsdien ben ik hier.

Tijdens mijn verblijf hoorde ik dat er ook een Mahatma (grote ziel) op bezoek was. Hij kwam uit Janakpur, dat aan de Indo-Nepalese grens ligt, en was vergezeld van een jongeman van ongeveer 28 jaar. Bhagavân riep ze naar binnen voor een interview en ik was erg nieuwsgierig naar hetgeen Swami gezegd had. De volgende dag zocht ik de Mahatma op en hij liet me weten dat de Heer hem gevraagd had strenge ascese in acht te nemen. Toen ik informeerde naar de jongeman die hem vergezelde, vertelde hij me dat deze wel bijzonder door Bhagavân begenadigd was. Wat de Mahatma onthulde was in één woord fascinerend.

De jongeman behoorde tot een rijke en welvarende familie uit Janakpur en Baba hield zoveel van hem dat Hij, vermomd als bedelmonnik4), diens vader had verzocht zijn zoon aan Hem te geven in ruil voor spiritueel onderricht. Nadat de jongeman zijn doctoraal wiskunde had behaald, verliet hij huis en haard en ging als sanyasin leven.

In 1979-80 kwam deze jongeman nog een aantal keren in Prasanthi Nilayam, zodat ik de gelegenheid had hem meerdere malen te ontmoeten om over geestelijke onderwerpen van gedachten te wisselen. Toen hij in 1982 Prasanthi Nilayam opnieuw bezocht, verzocht Bhagavân hem in de ashram te blijven zolang Hij dat nodig achtte, waardoor ik nader met hem in contact kwam. In 1983 was hij, samen met een groep van tien anderen in Bangalore bij Swami, die hun verzocht naar Prasanthi Nilayam te gaan en daar te wachten. Bij Zijn terugkomst riep Baba twee leden van deze groep, waarbij zich nog iemand had aangesloten, bij Zich. Hij materialiseerde voor hen bij die gelegenheid een wonderpot of  -kruik7), waarvan de inhoud - door goddelijke wil - onuitputtelijk is en vroeg ze naar het Himalaya-gebergte te gaan om aldaar ascese te beoefenen.

Het hele gezelschap vertrok daarop naar de Himalaya.  Alhoewel wij zeer vertrouwelijk met elkaar omgingen, had de jonge asceet mij niet verteld dat Bhagavân ze die wonderpot had gegeven. Dit vernam ik van een andere volgeling, een zekere Srî Shyam Sundar uit Hyderabad. Maar aangezien de jongeman mij niets had gezegd, had ik hierover zo mijn twijfel. In 1986 kwam de jongeman, die inmiddels de leiding van de Gufa-ashram had, opnieuw naar Prasanthi Nilayam en verbleef, volgens Baba's instructies, drie maanden in de Ganesha-slaapzaal. Omdat hij er anders uitzag, herkende men hem echter niet.
Toen ik hem benaderde om het een en ander over die onuitputtelijke pot te weten te komen, gaf hij ontwijkende antwoorden. Daarop bad ik drie dagen onafgebroken tot God. Op de vierde dag kwam hij 's avonds om acht uur onverwachts naar me toe en vertelde mij een zeer uitvoerig verhaal dat ik in zijn geheel heb genoteerd. De nadere uiteenzettingen zijn evenwel van mij en ik heb deze pas durven opschrijven nadat
Bhagavân mij geïnspireerd had.

Het verhaal bevat heel wat Sanskriet-termen die betrekking hebben op het spirituele leven. Hun betekenis is zo subtiel dat geen enkele vertaling er recht aan kan doen. Ik heb ze dus in hun oorspronkelijke vorm laten staan. *
Verder staat er ook een groot aantal citaten uit de Ramayana van Tulasidas in. Hoewel geschreven in Romeins schrift, is de Hindi-spelling veelal gehandhaafd, maar er zijn ook vele woorden volgens een der vele zustertalen gespeld.

Ik zou te kort schieten als ik hierbij niet mijn dank tot uitdrukking zou brengen aan Srî K.M. Radhakrishnan die, ondanks zijn overvolle agenda, bereid was de getypte tekst persklaar te maken.
Ook ben ik dank verschuldigd aan Srî Shantibhai Tailor die aanbood de druk van het boek te financieren. De geoefende lezer zal misschien vele tekortkomingen tegenkomen, maar ik hoop dat hij deze door de vingers wil zien.

Jai Sai Ram

B.P. Mishra
30 september 1989
Prasanthi Nilayam

Voorwoord bij de tweede druk

De genade van Bhagavân is grenzeloos en Zijn leela's weergaloos, want hoe anders valt te verklaren dat de eerste druk zo snel was uitverkocht. Binnen tien dagen was er van de hele voorraad (2000 exemplaren) geen enkele meer over. Er blijft echter nog steeds vraag naar en dat moedigt ons aan een tweede druk uit te geven. Dat het boekje zo graag gelezen wordt, ligt niet aan de schrijver en allerminst aan de bewerker. Die eer komt alleen aan God toe, want Gods Wil maakt het onmogelijke mogelijk. Tulasidas zei eens zeer terecht:

'Mook hohin vachal
Pangu chadhahin girivar gahan
Jasu krupa sudayalu
Dravahu sakal kalimal dahan'
'O Heer, alleen door Uw genade en Uw wil kan een stomme vrijuit spreken en kan een kreupele de top van een machtige, moeilijk begaanbare berg beklimmen. O Heer, Gij die alle onzuiverheden uit het hart wegneemt, heb medelijden met mij!'

Ditzelfde gebed richten wij nu ook tot Heer Sai, onze beschermer. Wij ontvingen niet alleen verschillende waardevolle adviezen, maar ook opmerkingen over de inhoud en uitgave van het boekje. Sommige ervan hebben we getracht in deze druk te verwerken, maar zo nu en dan stonden we machteloos omdat die op het terrein van de schrijver liggen. Als volgeling van Bhagavân ben ik persoonlijk van mening dat er in toewijding geen ruimte is voor logica en rede. Het gebouw van de devotie is geheel gegrondvest op geloof en overgave.

Bhagavân zegt daar zelf het volgende over: 'Er bestaat geen reden voor Liefde, noch is Liefde seizoengebonden.' Laten we derhalve diep in de oceaan van Zijn liefde duiken en volop genieten van de hemelse vreugde die Hij over al Zijn kinderen uitstort.

De bewerker
15 maart 1990
Ahmedabad

Voorwoord bij de derde druk

O' none, unless these miracles have might,
That in black ink my love may still  shine bright
Shakespeare
 

De wegen van Heer Sai zijn ondoorgrondelijk. Zijn leela's houden niet op en gaan alle verbeelding te boven. Ik verbaas me er nog steeds over dat dit kleine boekje, dat niets meer is dan een gewaagde poging om Zijn Luister te beschrijven, de geest en het gemoed van de lezers zo kon veroveren. Door die overweldigende weerklank van mede-devotees, voelen wij ons bemoedigd een derde druk uit te geven, alhoewel we er niet zeker van zijn of wij voor Bhagavân's 65e verjaardag voldoende exemplaren gereed zullen hebben. Alleen de Heer kan ons daarbij helpen!

In deze uitgave hebben we het aantal fouten tot een minimum trachten terug te brengen. We zijn Srî V.M.R. Sharma zeer erkentelijk dat hij de tijd heeft willen nemen om de drukproeven door te nemen en wij zijn dankbaar voor zijn waardevolle adviezen in deze.

Wij leveren slechts een symbolische bijdrage, die wij neerleggen aan de voeten van de Heer, zonder de bedoeling daar op enigerlei wijze materieel voordeel van te krijgen. We verlangen alleen naar Zijn Liefde en Genade, die ons in staat stellen een waarachtig instrument te zijn bij het verspreiden van Zijn boodschap.

De bewerker
1 augustus 1990
Prasanthi Nilayam

 


 

Inhoud
Woordenlijst

* Aangezien het Sanskriet voor de meeste Nederlanders een sterke hinderpaal vormt, is het in deze vertaling zoveel mogelijk wèl omgezet, waarbij de oorspronkelijke tekst als 'noot' wordt vermeld - vert.