Bewerkt en in het Engels vertaald 
door
B.P. Mishra 

 

 

 

 

V- De Wijzen uit de Himalaya

 



 

In de voorgaande hoofdstukken hebben we kunnen lezen dat Bhagavân aan een groep van elf toegewijden een Goddelijke voedselpot1) had gegeven en hoe deze devotees op de berg Nara Nârâyana, veertig kilometer ten noordwesten van het heiligdom van Badrinath, de Gufa-ashram stichtten. 

Het gaat hier om volgelingen van hoog niveau, die de eenwording met God2) nastreven. Van tijd tot tijd verschijnt Bhagavân Baba in hun midden om ze waardevol onderricht te geven in spirituele disciplines. Deze volgelingen vonden daar in de omgeving ook zeldzame, geneeskrachtige kruiden, zoals de somalatha [zie hoofdstuk III over de somalatha]. 

Verder hebben we gelezen hoe twee, met groot talent gezegende, sanyasins op een merkwaardige wijze met Bhagavân in contact kwamen en zich bij de groep voegden, die later door de Heer werden uitgezonden om in genoemde grot ascese en diepe meditatie te beoefenen. Het lijkt ons zeker de moeite waard te zien hoe de wijzen uit de Himalaya, die over grote geestelijke vermogens beschikken3), over Bhagavân denken. 

Hoewel het leven in de Gufa-ashram in het teken van strenge discipline staat, wordt het namelijk van tijd tot tijd ook verrijkt met het bezoek van grote wijzen die al langer dan vijfhonderd of zelfs duizend jaar in de schoot van de Himalaya leven. Dit is wat zij over Bhagavân Srî Sathya Sai Baba te zeggen hebben.

1. Srî  Avadhootji

Srî Avadhootji leeft op de top van de berg Kaka Bhushundi. Toen hij de ashram voor de eerste maal bezocht, werd hem in de loop van een discussie over godsdienstige zaken gevraagd naar zijn mening over Bhagavân Srî  Sathya Sai Baba als incarnatie van Shiva. Als antwoord op deze vraag haalde Srî  Avadhoot het volgende vers uit de Gîtâ aan:

na me viduh sura-ganâh
prabhavam na maharsayah
aham âdir hi devânâm
maharsînâm ca sarvasah (
*)

Heer Krishna sprak tot Arjuna: 'O Arjuna! Als er niemand is, zelfs niet onder de goden of wijzen4), die mijn incarnatie werkelijk kent, hoe kunnen gewone stervelingen Mij dan herkennen? Ik ben de Adikarta - de oorspronkelijke schepper van al deze goden en grote zieners5) zelf.'

En Srî  Avadhoot vervolgde: 'Als dit zelfs de goden, die geheel en al in God opgaan, en de grote wijzen die door het zingen van heilige mantra's met de Heer in contact kunnen komen, niet lukt, waar blijf ik dan?'

Enige dagen later werd hem opnieuw een vraag met betrekking tot de huidige incarnatie van de Heer voorgelegd. Deze keer viel het antwoord anders uit. Hij zei: 'Degenen die God Zelf mogen aanschouwen6), Zijn gunsten genieten en hun dagelijks voedsel uit de door Hem geschonken wonderpot krijgen, mogen zichzelf heel gelukkig prijzen. Ons gunt de Avatâr zelfs Zijn nabijheid niet en zodoende blijven wij verstoken van Zijn gunsten en Zijn zegen.'

Hieruit blijkt dat Srî  Avadhoot niet alleen aannam dat Srî Sathya Sai Baba een incarnatie van God was, maar ook dat hij pogingen heeft ondernomen om in Zijn nabijheid te komen. Dat hij in dit opzicht weinig succes had, is een andere zaak. 

2. Een 'Vedanti Parivrajak Siddha Purusha' 

Voor de duidelijkheid moet hierbij gesteld worden dat niemand het ooit zal wagen naar de naam van bovengenoemde wijzen te vragen, aangezien in de Vedanta naam en vorm als bedriegelijk worden beschouwd. Ook aan bovengenoemde heilige man werd zijn mening over Baba gevraagd. Hij gaf het volgende antwoord: 'Ja, Heer Shiva is in de gedaante van Sai Baba op aarde neergedaald. Het verwonderlijke is evenwel dat de Avatâr ons, siddha's7), niet toestaat Hem op enige wijze te benaderen.' 

3. Mahavatar Baba 

Deze figuur is ongetwijfeld bij vele lezers bekend. In 'Autobiografie van een yogi' van Paramahamsa Yogananda bijvoorbeeld wordt verscheidene keren met grote eerbied over hem verteld. Vergevorderde geestelijke zoekers, zowel in India als daarbuiten, proberen met hem in contact te komen om geestelijke leiding te ontvangen. Men neemt aan dat Mahavatar Baba meer dan duizend jaar oud is en hem komt de eer toe dat hij de aloude discipline van Kriya-yoga weer algemene bekendheid heeft gegegeven. De leider van de Gufa-ashram was de enige die een persoonlijk interview van hem kreeg, zonder dat daar derden bij tegenwoordig waren. Aan Mahavatar Baba werd dezelfde vraag betreffende de Sai Avatâr gesteld en hij antwoordde: 'Ik ben ervan op de hoogte dat Heer Shiva in drie vormen incarneert. Ik heb zowel Shirdi Sai als de huidige incarnatie Srî  Sathya Sai gezien en weet ook dat Heer Shiva in de toekomst in de vorm van Prema Sai zal verschijnen.'

4. Baba Sundardas (Nath)8)

In Badrinath gaat over deze grote gerealiseerde ziel9) een bekend verhaal rond. Als de inwoners van dit pelgrimsoord het namelijk over hun voorouders hebben, komt ook altijd het verhaal ter sprake hoe Baba Sundardas ongeveer honderdvijfentwintig jaar geleden op een wel zeer wonderbaarlijke manier darshan gaf. Hij had door zijn inspanningen volmaakte beheersing over zijn ademhaling10) verkregen en verraste op een dag iedereen door in het publiek ten hemel te stijgen. Sindsdien is hij niet meer in het openbaar gezien, maar de echte groten onder de spirituele zoekers kunnen nog steeds bij hem komen en met hem spreken, zo ook al Sai Baba's volgelingen van de Gufa-ashram. Baba Sundardas bezoekt de ashram dikwijls en na ongeveer drie jaar werd ook hem gevraagd zijn mening over Avatâr Srî  Sathya Sai Baba kenbaar te maken. 

Zijn welwillende antwoord luidde: 'Toen ik voor het eerst over de Avatâr hoorde, kon ik het niet geloven. Meestal blijkt immers dat nieuws uit de tweede hand niet op waarheid berust. Mijn eigen onderzoek bracht me weliswaar dichtbij de persoonlijkheid van de Avatâr, maar Hij gaat mijn begrip volledig te boven, want zover reikt mijn kennis niet. En al sta ik wel boven het niveau van wereldse begoochelingen, toch heb ik mij het Goddelijke Principe nog niet volkomen eigen gemaakt. Op de keper beschouwd is het, tenzij je het Goddelijke werkelijk gerealiseerd hebt, schier onmogelijk de ware aard van de Avatâr te herkennen, omdat de incarnatie van God niets anders is dan de manifestatie van het Goddelijke, dat wil zeggen Brahma(n) Zelf.' 

Even later scheen Baba Sundardas bijzonder verheugd te zijn en zei: 'Sinds ik echter in jullie gezelschap verkeer, een groot aantal heilige verhalen over Bhagavân Baba heb gehoord en zo'n heilig geschrift als de Jaimini Mahâbhârata heb kunnen doorlezen, ben ik ervan overtuigd dat Bhagavân inderdaad op aarde is gekomen. Nu wacht ik alleen nog op Zijn zegen.' 

Over de Jaimini Mahâbhârata

Er zijn verscheidene redenen waarom de verlichte wezens die in het Himalaya-gebergte wonen, de Gufa-ashram bezoeken. Een daarvan is dat zij willen delen in het gezegende voedsel uit de wonderpot. Een andere reden is de aantrekkingskracht van het uiterst sobere leven van de elf devotees in de ashram, een leven dat voor het grootste deel in strenge ascese wordt doorgebracht. Maar er is nog een derde reden. Dat is namelijk de kans die ze geboden wordt om de Jaimini Mahâbhârata te kunnen bestuderen, het heilige hoek waar Baba Sundardas al eerder naar verwees. 

De auteur van dit grote epos was Rishi Jaimini, de voornaamste leerling van Mahârishi Vyâsa.(**) Jaimini's grootste verdienste is de nauwkeurige en gedetailleerde filosofische verhandeling over rituele offers11). Dit boek12) geeft een samenvatting van alle kennis over heilige handelingen uit een hoofdstuk van de Veda's13) en de rituelen van offerplechtigheden14). Het is één van de zes bekende schrifturen15). Maharishi Jaimini schreef echter nog een ander episch gedicht en deed daarin een aantal onthullingen over buitengewone gebeurtenissen die niet in de Mahâbhârata van Mahârishi Vyâsa voorkomen. En dit epos is de Jaimini Mahâbhârata

Een aanzienlijk deel van de spirituele literatuur van India werd vernietigd door verschillende invasies van buitenlandse mogendheden, die van tijd tot tijd plaatsvonden. Men kan zich een voorstelling maken van het enorme aantal geschriften en andere heilige boeken in de Saraswati-bibliotheek te Srinagar, als men leest dat de indringers niet alleen de waardevolle literatuur roofden, maar de boeken ook gebruikten als brug om de rivier de Vitasta over te steken. Op soortgelijke wijze werden kostbare boeken en oude geschriften in het 'Red Fort' te Delhi bijna zes maanden lang als brandstof gebruikt voor het verwarmen van het water in de koninklijke badkamers. 

Het was vooral het noorden van India dat op die manier werd geteisterd, waardoor waardevolle geschriften als de Jaimini Mahâbhârata werden vernietigd of, zo er al een kopie van bestond, eenvoudig verdwenen. Van de achttien delen16) waaruit dit grote epos bestaat, is slechts het deel dat over het paardenritueel17) gaat beschikbaar. Dit werd uitgebracht door de Gita Press te Gorakhpur. De resterende zeventien delen zijn nooit teruggevonden. 

Dat de volledige en in goede staat verkerende Jaimini Mahâbhârata in één van de grotten van de berg Nara Nârâyana werd gevonden, is ook een van Bhagavân Baba's wonderen. Degene die het veilig in een doos opgeborgen boek vond, was geen Sanskriet-deskundige en hij gaf het manuscript aan de leider van de Srî  Nara Nârâyana Gufa-ashram, die daarin wel geschoold was. 

Het bijzondere aan dit boek is, dat het een volledige en gedetailleerde beschrijving geeft van Bhagavân Srî  Sathya Sai Baba, de incarnatie van Heer Shiva, waaronder zijn naam, een volledige stamboom en beschrijvingen van een aantal prachtige wonderen die duiden op het begin van een nieuw tijdperk, waarin religie weer tot waarheid en liefde wordt teruggebracht, zoals in de Sathya-yuga

De siddha's die de Gufa-ashram bezochten, hadden het geluk dit heilige boek te mogen doornemen. Zij waren zeer verbaasd over de inhoud en realiseerden zich toen dat de grote asceet18) Jaimini, die op spiritueel gebied veel verder was dan zij, meer dan vijfduizend jaar geleden de incarnatie van Heer Sai al voorspelde. Deze siddha's waren de bewoners van de Gufa-ashram oprecht dankbaar voor de unieke kans om dit heilige boek, dat deze discipelen dankzij hun onbaatzuchtige inspanningen hadden ontdekt, te mogen doornemen. Daarom ook liet Baba Sundardas zijn dank blijken toen hij over de Jaimini Mahâbhârata sprak. 

5. Devaraha, ofwel Devaria Baba 

Deze grote wijze leeft niet in het Himalaya-gebergte, maar aan een oever waar drie heilige rivieren samenkomen, die alle hun oorsprong in de Himalaya hebben. Hij woont op de eerste etage van een twee verdiepingen tellende houten woning, nabij de heilige plaats waar de Ganges, de Yamunâ en de Saraswatî samenkomen. Door zijn nauwe band met deze rivieren wordt ook hij als een yogi uit de Himalaya beschouwd. Zijn leeftijd wordt op meer dan vierhonderdvijftig jaar geschat en hij is een oude bekende van de leider van de Gufa-ashram. Op een dag wilde deze ook Devaraha Baba's mening over Bhagavân Srî  Sathya Sai horen. Devaraha Baba zei toen met grote stelligheid en nadruk dat Bhagavân Baba de incarnatie van Heer Shiva is: 'Hij is Parabrahma Zelf!' 
Het hoofd van de ashram vroeg of hij zich op dat punt wilde verduidelijken: 'Maharaj! Ik ben u dankbaar dat u met deze verklaring de al zo lang knagende twijfel die hierover bestaat, hebt weggenomen. Maar zoudt u ook zo vriendelijk willen zijn mij te vertellen waarom u dit feit voor mij en de andere leden van mijn familie verborgen hebt gehouden, ofschoon we u al enkele tientallen jaren bezoeken?' 
Devaraha Baba, als altijd de bedaardheid zelve, antwoordde ernstig: 'Het is niet juist zulke dingen te vertellen, tenzij er speciaal naar gevraagd wordt. Eerst moet blijken of de persoon in kwestie oprecht op zoek is naar de waarheid. Maar er is ook nog een andere reden. De Heer Zelf heeft de siddha's ten strengste verboden hierover te spreken. Wij kunnen er daarom zelfs onderling niet eens over praten. Dit mysterie over de incarnatie van Heer Bhagavân Baba kan slechts, en dan nog heel even, worden aangeroerd in het gezelschap van vergevorderde zoekers naar waarheid, die werkelijke belangstelling voor dit soort zaken koesteren.' Daarna zweeg Devaria Baba enkele minuten lang. Toen zei hij rustig: 'De tijd is echter niet ver meer dat zieners, wijzen en heiligen uit het hele land in Puttaparthi bijeen zullen komen om de zegen van de Heer te ontvangen'. (
***)

6. De eerbiedwaardige Mahârishi Bhrigu Baba 

Mahârishi Bhrigu is over de hele wereld bekend om zijn nauwkeurige voorspellingen. Begiftigd met een goddelijke, intuïtieve intelligentie, deed hij ontelbare voorspellingen die wij in het boek van Bhrigu19 kunnen lezen. Bijna alle voorspellingen hebben de toets der tijd doorstaan en welk groter compliment kan Bhrigu Mahâraj gebracht worden dan wat de almachtige, alomtegenwoordige Heer Krishna over hem in de Gîtâ heeft gezegd? In de verzen waarin Hij Zijn alomtegenwoordigheid uiteenzet, zegt Krishna namelijk:

maharsînâm bhrgur aham
girâm asmy ekam aksaram
yajnânâm japa-yajno 'smi
sthâvarânâm himâlayah (
****)

dat wil zeggen: 'Onder de grootste verlichte zieners ben ik Bhrigu.' Een mahârishi is van een hogere orde dan een rishi en in de rangorde van die mahârishi's staat Bhrigu op de hoogste plaats. Bhrigu heeft in zijn onsterfelijke werk 'Bhrigu Samhita' ook uitvoerige informatie gegeven over de incarnatie van Bhagavân Baba. 

Bhrigu's volgelingen hebben zo'n vijfentwintig jaar geleden een vereniging in het leven geroepen onder de naam 'Manav Dharma Sangh'. Nog voordat dit instituut in Delhi werd opgezet, werd de stichter van deze organisatie door Bhrigu Mahâraj innerlijk aangespoord eerst naar Puttaparthi te gaan om, alvorens aan zijn heilige taak te beginnen, daarover de zegen van Bhagavân Sai Baba te ontvangen. Aan de wensen van Bhrigu werd gevolg gegeven en pas daarna werd de organisatie officieel opgericht. Manav Dharma Sangh heeft inmiddels afdelingen in verschillende delen van het land. Dit voorval illustreert wel hoeveel belang Mahârishi Bhrigu toekent aan Bhagavân Baba, de Avatâr van Heer Shiva. 

De vraag die bij het lezen van voorgaande uitspraken ongetwijfeld het eerst bij ons opkomt is: 'Waarom laat Bhagavân de siddha's niet in zijn nabijheid toe?' Het antwoord is eenvoudig. De Heer acht de tijd voor Zijn openbaarmaking nog niet rijp. Indien Hij de siddha's nu toestaat bij Hem te komen om Zijn zegen te ontvangen, zullen alle spirituele zoekers hun voorbeeld volgen en dat zou betekenen dat er een eindeloze stroom aspiranten op gang zou komen want dezen zouden logischerwijze denken dat, als de siddha's Baba als Avatâr accepteren, het wel erg dom zou zijn daar anders over te denken. Maar Sai zal spoedig over de hele wereld als God erkend worden. 

In feite heeft een Avatâr juist tot doel mensen bewust te maken van Zijn komst. Alles moet echter op Zijn tijd gebeuren, volgens Zijn schema. Er komt een tijd waarin iedereen de kans krijgt Hem te zien, aan te raken en te spreken20). Maar zo is er ook een tijd dat slechts een handjevol uitverkorenen vlakbij Hem mag komen. 

Het is te vergelijken met een voorval tijdens de incarnatie van Vishnu als Râma. Heer Shiva trof Râma, die naar het woud verbannen was, eens treurend aan omdat Zijn vrouw Sîtâ verdwenen was. Hij liep wanhopig rond en informeerde bij alle bomen en planten of zij Zijn Sîtâ met haar gazelle-ogen soms ergens hadden gezien. Toen Shiva Râma (de Heer van het heelal) in zo'n beklagenswaardige toestand aantrof, werd ook hij door smart overmand en wilde hij niets liever dan Hem zijn eerbiedige hulde betuigen. Maar op hetzelfde ogenblik schoot zijn onderscheidingsvermogen hem te hulp en herinnerde hij zich de gunst die de schepper Brahmâ eens aan Râma's grote tegenstander Râvana had verleend: 

'Râvana maran manuj kar jancha 
prabhu vidhi vachan keenh chah sancha' 

'Râvana had tot Brahmâ gebeden dat, als hij dan toch moest sterven, hij niet door Gods hand, maar door mensenhand mocht omkomen.' 

En dat was de reden waarom Vishnu, in de gedaante van Râma, als mens op aarde was gekomen. Shiva redeneerde aldus: 'Als ik nu naar Râma toega en hem aanbid als Paramatma, zullen Brahmâ's woorden niet uitkomen.' 

Men kan zich afvragen waarom. Tenslotte is Shiva de oppergoeroe van alle siddha's en de hoogste in de hierarchie der goden. Welnu, zodra Shiva in aanbidding aan Râma's voeten zou vallen, zouden alle andere goden, siddha's, rishi's en heiligen zijn voorbeeld volgen en zou het goddelijke aspect van de Râma-avatâr aan iedereen bekend worden. Dan zou deze niet langer als een mens behandeld worden. Râma zou, om de gunst van Brahmâ te eerbiedigen, Râvana niet kunnen doden, want op het slagveld van Lankâ zou Râvana dan triomfantelijk kunnen zeggen: 'O Heer der Heerscharen, leg Uw boog en pijlen neer, want Brahmâ, de schepper van dit universum, heeft mij de belofte gedaan dat alleen een mens mij kan doden. U bent echter geen mens. U bent Ishwara Zelf. Hoewel U hier staat in de gedaante van een mens, bezit U alle goddelijke eigenschappen. In werkelijkheid bent U God Zelf en kunt U mij dus niet doden.' Zolang Râvana nog leeft, zal Râma zich dientengevolge als ieder ander mens blijven gedragen. Pas als Râvana gedood is, zullen alle goden, ook Shiva, Râma als de incarnatie van Vishnu, de Opperheer, hun hulde brengen. [Zie ook de Ramakatha Rasavahini voor dit verhaal en de Krishna Bijbel (Srîmad Bhâgavatam)] 

Zoals Shiva Râma alleen van verre en heimelijk kon begroeten, zo ook staat Bhagavân Baba de rishi's en siddha's niet toe Hem in het openbaar te ontmoeten. Het zal echter niet lang meer duren of alle goden zullen in mensengedaante met de wijzen en asceten naar Puttaparthi gaan om hun Heer eerbiedig te begroeten en om Diens zegen vragen. 

Twintig jaar geleden heeft de Heer al een soortgelijke verklaring afgelegd. Dat was tijdens het ontbijt met een paar naaste volgelingen, die Bhagavân het volgende voorstelden: 'Swami! Uw wonderdaden zijn het onderwerp van gesprek in bijna alle grote landen van de wereld. Daarom zouden wij op internationaal niveau een conferentie willen organiseren voor alle spirituele zoekers en bij die gelegenheid verklaren dat God, de schepper van dit universum, reeds op aarde is gekomen. Hierdoor zal de gehele mensheid van Gods aanwezigheid kunnen profiteren.' Bhagavân Baba luisterde glimlachend en sprak vol begrip en liefde: 'Jullie gevoelens voor je medemens zijn lofwaardig en die respecteer ik ook. Maar daarvoor is het nog veel te vroeg. Vooraleerst zal ik mensen tot Mij trekkken die in hun vorige levens onophoudelijk en onvermoeibaar geprobeerd hebben Mij door hun gedisciplineerde leefwijze te bereiken. Er zal echter een tijd komen dat de Avatâr door een aankondiging algemeen bekend zal worden. Indien jullie je echter uit gedrevenheid geroepen voelen dit feit, deze realiteit, onder de aandacht van je medegelovigen en vrienden te brengen, mag je dit wel doen - maar uitsluitend op persoonlijke titel.

Er is dus een belangrijke reden voor het feit dat Bhagavân Baba de wijzen en siddha's niet toestaat om Hem te ontmoeten en het valt zodoende ook gemakkelijker te begrijpen waarom Swami in het algemeen niemand toestaat over Hem te schrijven op een wijze die naar een algemene bekendmaking zweemt. Toen de bewoners van de Gufa-ashram Hem bijvoorbeeld vroegen het deel van de Jaimini Mahâbhârata te mogen publiceren, waarin over Bhagavân Baba gesproken wordt, weigerde Baba zijn toestemming te geven. Zo wilde ook Irani Ma, een van Bhagavân's volgelingen van het eerste uur, publiceren wat de profeet Mohammed in een van zijn beroemde boeken, getiteld 'Oceaan van Licht', had voorspeld. In dit boek worden namelijk uitvoerig 27 eigenschappen beschreven die betrekking hebben op de huidige Avatâr. Baba gaf echter geen toestemming tot publikatie. Âcârya Ganjur Narayana uit Bangalore is eveneens in het bezit van een zeldzaam manuscript, getiteld 'Sai Charitamrutum'21) dat vijfduizend jaar geleden door Suka Muni werd geschreven en dat een uitvoerige beschrijving bevat van de incarnatie van Heer Sai in het Kali-tijdperk. Enige Sai-aanhangers benaderden Bhagavân om zijn toestemming voor het publiceren van dit belangrijke document te verkrijgen, maar hun verzoek werd niet ingewilligd. 

 

(*) Bhagavad Gîtâ, Hoofdstuk 10, vers 2 'Noch het aantal atheïsten, noch de grote wijzen kennen Mijn oorsprong; Ik ben voorzeker de bron van de goddelijken en de grote wijzen in alle opzichten.'

(**) Aan wie het samenstellen van de Veda's en het dichten van de Mahâbhârata worden toegeschreven.

(***) Veertien dagen voor deze (Engelstalige) derde editie werd uitgebracht, verliet Devaraha Baba zijn sterfelijk lichaam om zich met God te verenigen.

(****) Bhagavad Gîtâ, Hoofdstuk 10, vers 25 'Van de grote wijzen ben Ik Bhrigu [een van de tien Maharishi's naar de eerste Manu],van het gesprokene ben Ik de Pranâva, van de offers ben Ik japa [mantra-meditatie met kralen] en van de onbeweeglijke dingen ben Ik de Himalaya's.'

Inhoud
Woordenlijst