7.
Wees
Jezelf
Iemand
die inzicht heeft gekregen in het Atma-principe dat adem
geeft aan alles wat leeft, kan nooit de religie van
anderen veroordelen. Hij zal zich nooit inlaten met
gekibbel en geruzie over godsdienstige zaken. Hij zal
nooit lichtvaardig en neerbuigend spreken over andermans
geloof. Hij zal nooit uit minachting het godsvertrouwen
van een ander willen verstoren. Alleen mensen die niets
afweten van spirituele ervaringen, zij die de diepste
waarheden niet kennen, zullen het wagen de
geloofsovertuiging van anderen te veroordelen. Het past
de mens niet om zich te verlustigen in religieuze
conflicten of om deze aan te moedigen; om de riten en
ceremoniën te bespotten waarmee anderen God vereren
of om godsdienstige gebruiken van medemensen te
bestempelen als bijgeloof. Eenieder aanvaardt immers de
vorm van aanbidding die hem houvast biedt en hem het
hoogste geluk schenkt!
Zij die weten,
beschrijven de Ene als veelvormig. Verschillende mensen
zien en ervaren hetzelfde ding op verschillende wijze,
afhankelijk van hun gezichtspunt, hun intelligentie en
bewustzijnsniveau. Verschillende mensen beschrijven
hetzelfde voorwerp of eenzelfde ervaring ieder weer op
andere wijze. Hoe zou iemand kunnen beweren dat zij
ongelijk hebben of dat hun omschrijving verkeerd is?
Niemand heeft het recht een bepaalde zienswijze te
geringschatten of af te wijzen.
Alleen degenen die zich
inzetten om aan het hier en nu te ontstijgen en zich
bewust willen worden van het transcendente goddelijke
Principe, verdienen de naam hindoe. Mensen die vreugde
scheppen in het kwetsen van anderen doen die naam geen
eer aan.
De kern van de Indiase
cultuur wordt gevormd door dit besef van het atmische,
het eenheidsprincipe dat ieder hart vult met universele
liefde. Alle mensen die zich bewust zijn van die eenheid,
zijn de naaste verwanten van Bharatiya's, uit welk land
zij ook komen, met welke taal zij ook zijn opgegroeid.
Vele menselijke gemeenschappen baseren hun geloof op de
theorie dat de mens een samenbundeling is van materie, en
dat deze materie onderworpen is aan de wetten van natuur-
en scheikunde. In de westerse talen wordt doodgaan
aangeduid als 'het leven laten', terwijl het in de taal
van Bharat heel 'het lichaam (deha) verlaten'. Dat
komt omdat westerlingen geloven dat zij een lichaam zijn,
terwijl een Indiër gelooft dat hij niet het lichaam
is. Bharatiya's stellen heel duidelijk dat zij het
Atma
bezitten als hun hoogste Werkelijkheid en dat het
omsloten wordt door een lichaam.
Deze twee zienswijzen
liggen ver uit elkaar. Een beschaving die gebouwd is op
het drijfzand van wereldlijk genot, kan slechts korte
tijd bestaan en zal van de aardbodem verdwijnen. Maar de
beschavingen van Bharat en van de landen die deze naar
waarde schatten en navolgen, zijn eeuwenlang blijven
bestaan en hebben tot in deze tijd hun levenskracht
bewaard. Er zijn daar vele tekenen te bespeuren van een
nieuw, verjongd, creatiever leven. Alle Indiërs die
hun leven hebben gewijd aan het imiteren van andere
beschavingen en culturen, moeten dit wel bedenken. Op
imitatie kan men geen standvastige cultuur bouwen;
daaruit kan geen 'beschaving' groeien. Het is een bewijs
van lafheid, en dat is geen eigenschap waarmee de
vooruitgang zeker te stellen is. Dat is de brede,
gemakkelijke weg naar de ondergang. Hoe kan een mens
geïnspireerd worden tot zelfverheffing wanneer hij
zichzelf voortdurend haat en minachtend denkt over zijn
eigen prestaties? Een Indiër behoort geen schaamte
te voelen wanneer hij terugdenkt aan zijn voorvaderen,
aan de ouderen en leraren uit het verleden die de cultuur
hebben opgebouwd waaruit hij is gevoed. Hij behoort
eerder trots te zijn op die voorouders, op de oudere,
wijze mensen en leraren die voor hem een lichtend
voorbeeld zijn geweest. Hij moet er trots op zijn dat hij
zo'n voorgeslacht heeft gehad, dat zijn volk zo'n hoge
graad van heiligheid bezit en dat zijn land begenadigd is
met zulke heilige eigenschappen. De kinderen van Bharat
moeten trots zijn op het feit, dat uit hun geboorteland
wijze mensen zijn voortgekomen die de toppen van de
zelfverwerkelijking hebben bereikt; dat er daarnaast nog
vele anderen zijn geweest die tot de hoogste graad van
volmaaktheid zijn gestegen.
Laat
zien hoeveel kracht er schuilt in eigen inspanning! Grijp
niet naar het listige en gemakkelijke middel van de
imitatie. Neem van andere mensen liever de goede
eigenschappen over die zij wellicht bezitten. Wij planten
het zaad in de aarde. Daarna voorzien wij het van de
elementen die het nodig heeft: water, frisse lucht en
mest. Het zaad loopt uit, groeit op tot een jonge boom en
tenslotte wordt het een enorm grote boom. Je ziet dus dat
het zaad zelf geen aarde wordt, geen mest, lucht of
water. Dat zijn de dingen waarvan het zaad gebruik maakt;
het behoudt zijn eigen aard en groeit uit tot een boom.
Mogen jullie ÛÛk leven als die
boom.
Natuurlijk hebben wij
veel van anderen te leren; dat is ongetwijfeld waar.
Mensen die hun kennis niet op deze wijze willen
vergroten, veroordelen zichzelf tot domoren. Je kunt
van andere mensen alles leren wat jouzelf spiritueel
vooruit zal helpen. Neem die elementen volledig in je op,
voor zover zij voor jouw persoonlijke dharmische pad zijn
voorgeschreven. Jij moet je eigen leven leiden, en
niet dat van een ander. Laat je nooit door anderen
afbrengen van je aangeboren aard, je diepste wezen. Blijf
verzonken in de God in je, in je eigen denkbeelden en
gevoelens over God en in de grote vreugde die je ontvangt
uit je spirituele oefeningen. Wanneer anderen
proberen je daarvan te weerhouden, verzet je dan tegen
zulke mensen met alles wat in je is, al gaat het ten
koste van je eigen leven. Ontzeg jezelf dat goddelijke
bewustzijn en die goddelijke vervoering niet. Dat is de
aansporing die je hoort weergalmen door de gehele
Paramartha Vahini - Stroom van de hoogste
Werkelijkheid - van de Bharatiya's. Verwijder alle
hindernissen die in de weg staan en die een onbelemmerde
doorstroming tegenhouden van de cultuur van dit land, een
cultuur die zoveel lieflijkheid en kracht te geven heeft.
Ruim de blokkades op in de kanalen waardoor zij stroomt
en reinig ze. Dan kan zij ongehinderd haar weg
vervolgen.
Deze spirituele
levenstaak heeft Sai voor ons land zo gewild. Het op God
gerichte dharma van dit land is te lang blijven
stilstaan. Te lang is deze starre onbeweeglijkheid
karakteristiek geweest voor dit land. Het moet nu
dynamisch gemaakt worden. Deze taak moet elk menselijk
schepsel in zijn dagelijks bestaan nieuw leven en
inspiratie kunnen schenken. Zij moet doordringen tot in
ieder huis en daar het leven tot bloei brengen, van de
ministeriële paleizen tot in de allerarmste
hutten.
Het is een schat die aan iedereen toebehoort; iedereen
heeft het recht deze te beërven; je geboorte als
mens geeft je het recht op dat erfdeel. Dat is de reden
waarom de inwoners van Bharat de plicht hebben deze schat
te brengen aan de deur van ieder huis en elke bewoner uit
te nodigen zijn deel in ontvangst te nemen. Zoals in Gods
schepping de lucht die wij inademen voor ieder schepsel
verkrijgbaar is, zo moet het pad naar het godsbewustzijn,
naar het besef van Gods macht en majesteit, voor allen
beschikbaar zijn. Wanneer Bharatiya's vasthouden aan deze
weidse visie en aan deze universele, eenheid-brengende
boodschap, zullen alle conflicten tussen verschillende
geloofsovertuigingen vanzelf verdwijnen en zullen vrede
en liefde op aarde in hun oorspronkelijke luister worden
hersteld.
Denk eens aan een huis
waarin reeds eeuwenlang duisternis heeft geheerst. Je zou
het gebouw kunnen binnengaan en de duisternis vriendelijk
kunnen verzoeken het pand te verlaten. Je zou de
duisternis ook dagenlang kunnen begraven onder een vloed
van scheldwoorden of haar proberen bang te maken door met
geweld te dreigen. De duisternis blijft, is niet tot
vertrek te bewegen en zal voor geen enkele tactiek
wijken. Wegjagen wil gewoon niet lukken. Maar steek je
een lamp aan, dan slaat zij direct op de vlucht. Het
licht der wijsheid kan de mens redden uit eeuwenlange
duisternis. Dit feit behoort goed tot de mens door te
dringen. Beseft hij het eenmaal, dan moet hij zijn leven
daarop instellen.
Ieder mens heeft een
oneindigheid in zich; op deze grondwaarheid berust de
Indiase filosofie. Het is werkelijk een raadsel waarom de
mens zichzelf is gaan beschouwen als een wezen dat tot de
ondergang gedoemd is! De ene persoon maakt op ons
misschien een goddelijke indruk, de ander een duivelse.
In beiden echter is het Atma de werkelijkheid in
even volle glorie. Je kunt niet zeggen dat het
Atma in de één weinig waard is en in
de ander meer. Wanneer je in iemands karakter fouten
aantreft, zul je slechts tot de slotsom mogen komen dat
zijn gedrag gebreken vertoont. Maak daaruit niet op dat
er geen goddelijke Ziel (Atma) in hem aanwezig is.
Door het gezelschap waarin hij verkeert, of door de
gebrekkige aanpak van de samenleving waarin hij is
opgegroeid, zijn de aanwezige gebreken groter geworden.
Zij behoren niet tot zijn oorspronkelijke aard, want deze
is in wezen goddelijk. Je zult hem goed gezelschap
moeten geven en een weldadige omgeving. Dan zul je hem
zover moeten brengen dat hij daarin ook wil leven. In
geen geval mag je hem veroordelen als een geboren
onverbeterlijk iemand en hem
afzonderen.
Het lichaam bestaat uit
cellen die zijn opgebouwd uit atomen. De atomen zijn een
verschijnsel van de materie als alle andere: in wezen een
samenstelling der elementen, zonder gevoel.
Vedantisten
spreken van een fijnstoffelijk lichaam dat losstaat van
het grofstoffelijke lichaam en dat eveneens materie is.
Daar ligt het centrum van de fijnstoffelijke krachten en
vaardigheden. In dat lichaam bewegen zich alle innerlijke
gevoelens en agitaties. Elke energie kan zich slechts
uitdrukken door middel van iets dat stoffelijk is.
Dezelfde kracht die het grofstoffelijke lichaam
activeert, beweegt ook de fijnstoffelijke
gedachte-processen. Er zijn geen twee verschillende
grootheden. De ene is de fijnstoffelijke
verschijningsvorm van de andere, dat is alles.
Wat
is de bron van deze energieën? Wanneer wij ons
hierin verder verdiepen, zullen wij zien dat er in de
natuur twee entiteiten zijn: ruimte (akasha) en
energie (prana).
Akasha is de bron van alle grofstoffelijke en
fijnstoffelijke dingen die wij tegenkomen. Wanneer de
levenskracht (prana) hiermee in contact wordt
gebracht, transformeert het akasha-principe zich
in grofstoffelijke of fijnstoffelijke vormen, in
afwisselende hoeveelheden. Prana is evenals
akasha alomtegenwoordig. Deze energie kan overal
doordringen, in elk ding. Zoals er uit water ijsblokken
kunnen voortkomen die op het water drijven en bewegen, zo
werkt de levensenergie (prana) in op akasha
en daaruit komen lichamen te voorschijn. Prana is
de energie die akasha kneedt tot een
verscheidenheid aan vormen. Het grofstoffelijke lichaam
is het voertuig dat de levensenergie heeft geformeerd uit
akasha. Het fijnstoffelijke lichaam is het centrum
van gedachte, gevoel enzovoort.
Wanneer wij uitstijgen
boven het fijnstoffelijke lichaam, worden wij ons bewust
van de werkelijkheid. De nagels aan onze vingers blijven
doorgroeien, hoe dikwijls zij ook worden afgeknipt, omdat
zij onderdeel zijn van ons grofstoffelijke lichaam. Zo is
het fijnstoffelijke lichaam een onlosmakelijk deel van de
totale mens.