ramkatha-titel.gif (4275 bytes) 




 

 

 

Hoofdstuk 1
Rama - prins en principe
[
in het Engels]
 

ramaklein.jpg (51576 bytes)De naam 'Rama' is de essentie van de Veda's [de oudste heilige Geschriften van de hindoes]; het verhaal van Rama is een oceaan van melk, zuiver en krachtig. Tot op de dag van vandaag heeft er stellig nooit enig gedicht het licht gezien, in welke taal of waar ter wereld ook, dat met dit epos kan wedijveren in grootsheid en schoonheid; maar het heeft gesproken tot de verbeelding van dichters in elke taal en van elk land. Het is de grootste schat die iedere Indiër zo fortuinlijk was te erven.

Rama is de beschermende Godheid van de hindoes; de lichamen waarin zij huizen en de gebouwen waarin deze lichamen wonen, dragen zijn naam. Men kan gerust zeggen dat er geen Indiër bestaat die nog nooit de nectar van Ramakatha, het verhaal van Rama, heeft gedronken. 

De Ramayana, het epos dat de geschiedenis van de Rama-incarnatie beschrijft, is een heilige tekst die eerbiedig geciteerd wordt door mensen van allerlei gesteldheid, door de geleerde zowel als door de eenvoudige ziel, door de miljonair even goed als door de arme. De naam die in de Ramayana verheerlijkt wordt, zuivert van alle kwaad; hij bekeert de zondaar. Hij openbaart ons de gestalte die deze naam draagt, een vorm die zo bekoorlijk is als de naam zelf.

Zoals de zee de bron van alle wateren op aarde is, zo zijn alle schepselen uit Rama geboren. Een zee zonder water is onbestaanbaar en geen schepsel kan zonder Rama ooit bestaan. De azuren oceaan heeft veel gemeen met de Almachtige.

De wijze en dichter Valmiki beschrijft de Ramayana

De oceaan is de verblijfplaats van de Almachtige, zoals de mythen en legenden ons verkondigen; daarin wordt Hij beschreven als rustend op de oceaan van melk. Dit is de reden dat Valmiki (zoon van Prachetas), de grote dichter die het epos geschreven heeft, ieder canto ' kanda' genoemd heeft. Kanda betekent water - een uitgestrektheid van water.

Het betekent ook 'suikerriet'. Hoe krom het ook is, op welk deel ervan je ook kauwt, de zoetheid blijft onaangetast en gelijkmatig verdeeld. De stroom van Rama's verhaal baant zich een weg door vele bochten en kronkelingen - niettemin houdt de zoetheid van het teder mededogen (karuna) onverminderd stand door de hele vertelling heen. De rivier stroomt en wendt zich door droefheid, verwondering, spot, ontzag, angst, liefde, wanhoop en dialectiek, maar de voornaamste onderstroom is de liefde tot de rechtschapenheid (dharma) en het mededogen (karuna) dat erdoor gevoed wordt.

De nectar in het Rama-verhaal is als de rivier de Sarayu, die stil langs de stad Ayodhya stroomt, de stad waar Rama geboren werd en waar hij regeerde. De Sarayu ontspringt in de Manasa-Sarovar in de Himalaya, zoals dit verhaal ontstond in de manasa-sarovar; het meer van de geest. De Ramastroom draagt de zoetheid van karuna; de stroom van Lakshmana, zijn broer en toegewijde metgezel, heeft de liefelijkheid van devotie (bhakti); zoals de Sarayu samenvloeit met de Ganges en de wateren zich vermengen, zo vermengen zich ook de stromen van teder mededogen en devotie (het levensverhaal van Rama en dat van Lakshmana) in de Ramayana. Mededogen (karuna) en liefde (prema) maken samen het beeld van Rama's heerlijkheid volledig. Dat beeld vervult voor iedere Indiër het diepste hartsverlangen en ieder spiritueel streven is erop gericht dat te bereiken.

De inspanningen van het individu reiken slechts tot halverwege zijn doel; de andere helft van de weg daarheen legt hij af bij de gratie Gods. De mens komt tot verwerkelijking door zijn eigen prestaties zowel als door goddelijke zegeningen; zijn zelfverwerkelijking voert hem over de oceaan van dualisme tot het innerlijke en transcendente Zelf.

Niet als het verslag van een menselijke levensweg moet de Ramayana worden gelezen, maar als de vertelling van de nederdaling en de verrichtingen van een Avatar - een goddelijke incarnatie. De mens moet er vastbesloten naar streven om de idealen die in dat verhaal geopenbaard worden door zijn eigen ervaringen te verwezenlijken. God is alwetend, aldoordringend en almachtig. De woorden die Hij spreekt in zijn menselijke verschijningsvorm, de daden die Hij zich verwaardigt te verrichten tijdens zijn verblijf op aarde, zij zijn ondoorgrondelijk en van buitengewone betekenis. De kostbare bronnen van zijn boodschap helpen de mensheid voort op het pad van de verlossing. Beschouw Rama niet als een telg uit de Zonnedynastie, of als de vorst van het keizerrijk Ayodhya, noch als de zoon van keizer Dasharatha. Deze betrekkingen zijn slechts ondergeschikt en toevallig. De lezer van deze tijd maakt gewoonlijk de fout dat hij slechts aandacht besteedt aan de onderlinge verhoudingen en de bloedverwantschap tussen figuren uit het verhaal over wie hij leest, in plaats van dieper in te gaan op de waarden die zij vertegenwoordigen en die zij laten zien. 

Om een aantal voorbeelden te geven van deze verkeerde benadering: de vader van Rama had drie vrouwen, van wie de eerste zus en zo was, de tweede dat en dat karakter had en de derde die en die eigenschappen bezat! Haar kameniers waren van die lelijke creaturen.... De oorlogen die gevoerd werden door de vader, Dasharatha, werden gekenmerkt door die en die merkwaardigheden en bijzonderheden. Op die manier brengt de verbeelding de mens op een dwaalspoor, zodat hij de onbeduidende en kleurige buitenkant ziet en de kostbare inhoud verwaarloost. Mensen beseffen niet dat de bestudering der geschiedenis het leven moet verrijken en er een diepere betekenis en waarde aan moet geven, en geen zucht naar armzalige feiten en onbetekenende ideeën moet bevredigen. De geldigheid en de waarde van de gebeurtenissen liggen diep onder de oppervlakkige feiten verborgen, waar zij stromen als een vruchtbaar makende ondergrondse rivier. Kijk door de bril van eerbiedige overgave (bhakti) en standvastige toewijding (shraddha), dan zullen de ogen die zuivere wijsheid aanschouwen die bevrijdt en eeuwige gelukzaligheid schenkt.

Zoals de mens het sap uit het suikerriet perst en slechts het zoete vocht drinkt, zoals de bij de honing uit een bloem zuigt, ongeacht haar symmetrie en kleur, zoals de mot naar het licht van de vlam vliegt en geen acht slaat op de hitte en het onheil dat onvermijdelijk is, zo zou de spirituele zoeker  (sadhaka) er naar moeten verlangen de tederheid te ervaren, het medelijden en het mededogen (karunarasa), waar de Ramayana zo van doortrokken is, zonder acht te slaan op andere elementen van het verhaal. Als wij een vrucht opgegeten hebben, gooien wij de schil, de pitten en de vezels weg. Dat vruchten deze bestanddelen hebben, ligt in de aard van moeder natuur! Niettemin zal niemand ze toch maar opeten omdat hij er immers voor betaald heeft. Geen mens kan de pitten doorslikken en verteren; ook zal er niemand op de buitenste [erratum] harde schil gaan kauwen. In deze Rama-vrucht die Ramayana heet, vormen de vertelsels van rakshasa's - demonen, lagere wezens - de schil en zijn de goddeloze daden van deze slechte mensen de harde, onverteerbare pitten. De zintuiglijke en wereldse beschrijvingen en gebeurtenissen vormen de weinig smakelijke, vezelachtige substantie, het omhulsel van het sappige voedsel. 

Zij die zoeken naar de karunarasa in de Rama-vrucht moeten zich meer op de kern van het verhaal concentreren dan op de verfraaiende of soms hinderlijke, toegevoegde details. In die geest naar de Ramayana luisteren is de beste vorm van shravana - het proces van spiritueel luisteren.

Op zekere dag wierp keizer Parikshit zich aan de voeten van de wijze Suka en vroeg deze hem inzicht te verschaffen in een kwestie die tot diepe twijfel geleid had. 'Meester! Er is een raadsel dat mij al jaren kwelt. Ik weet dat u en niemand anders dit voor mij kunt oplossen. Ik heb geluisterd naar de levensgeschiedenissen van mijn voorvaderen, van die van de eerste, de grote Manu, tot die van mijn grootvader en vader aan toe. Ik heb deze verhalen zorgvuldig bestudeerd. Ik constateer dat in de geschiedenis van ieder van hen sprake is van wijzen (rishi's), die in nauwe betrekking staan tot de vorst, enkele geleerde, heilige mannen die verbonden zijn aan het hof, zittingen van de regeringsraad bijwonen en deelgenoot zijn van regeringszaken! Wat is de werkelijke betekenis van deze verrassende verbinding van geleerden ( die alle gehechtheden en verlangens hebben laten varen, die beseft hebben dat de wereld een schaduw en een valstrik is en dat de Ene de enige werkelijkheid is) met keizers en koningen, die een ondergeschikte rol spelen en zich door deze wijzen laten adviseren? Ik weet dat deze vereerde voorgangers zich nooit met iets zullen bezighouden zonder voldoende, grondige redenen en dat hun gedrag altijd zuiver en onbezoedeld zal zijn. Toch neemt dit mijn onzekerheid niet weg. Wees zo goed mij dit alles uit te leggen.'

Suka lachte om die vraag. Hij antwoordde: 'Dat is inderdaad een mooie vraag die u zojuist gesteld hebt. Luister! De grote wijzen en heilige geleerden zullen er altijd hevig naar verlangen hun medemens deelgenoot te maken van de waarheid die zij hebben verstaan en van de heiligende gebeurtenissen die zij hebben ervaren, van de verheffende daden die zij het voorrecht hadden te verrichten en de goddelijke genade die zij als uitverkorenen ontvingen. Zij zoeken het gezelschap van diegenen die het land besturen en van degenen die bedreven zijn in het regeren van volkeren, met de bedoeling hen te gebruiken als instrumenten die vrede en voorspoed op aarde tot stand brengen en deze kunnen waarborgen. Zij bezielen hen met hoge idealen en met een geheiligde leefwijze waarin zij deze kunnen verwezenlijken; zij sporen hen aan tot het verrichten van goede daden die in overeenstemming zijn met rechtvaardige wetten. De vorsten van hun kant juichen hun aanwezigheid toe en nodigen de wijzen uit, zoeken de geleerden op en verzoeken dan dringend of zij naar hun hof willen komen, om van deze mannen de kunst van het regeren te leren en naar hun raadgevingen te handelen. In die tijd was de vorst de meester en de beschermer van zijn volk; daarom brachten de wijzen hun dagen met hem door in hun loffelijk streven om via de vorst hun hartsverlangen te verwezenlijken: Lokasamastah sukhino bhavantu - Moge alle werelden gelukkig zijn. Zij verlangden er vurig naar dat geluk en vrede zich over de hele wereld zouden verspreiden. Daarom trachtten zij de koningen toe te rusten met alle deugden, hun een grondige kennis bij te brengen van alle morele wetten van discipline, hen te wapenen met alle takken van wetenschap, opdat zij doeltreffend en met wijsheid over hun rijk zouden heersen, tot heil van henzelf en van hun onderdanen.

Er waren ook nog andere redenen. Luister! Wetend dat Hij die de mensheid vreugde schenkt, die de raadsman van menselijke zeden, de heerser van de Zonnedynastie en de bewoner van de hemel der eeuwige gelukzaligheid is, geboren zou worden in een koningshuis, verschaften de wijzen, die met hun vooruitziende blik deze gebeurtenissen voorzagen, zich toegang tot de Hoven van regerende vorsten, om de gelukzalige nabijheid van de goddelijke incarnatie te ervaren, zodra deze zou verschijnen. Zij vreesden dat het later moeilijker zou worden Hem zo dicht te naderen en dat hun de gelukzaligheid waarop zij zo vurig hoopten, zou kunnen ontgaan. Dus deden zij hun voordeel met hun toekomstvisioen en vestigden zich in de koninklijke hoofdstad, te midden van de gemeenschap en verlangend naar advent.

Tot deze eerbiedwaardige groep behoorden Vasishtha, Vishvamitra, Garga, Agastya en andere wijzen (rishi's). Zij kenden geen verlangens, maar waren meesters in zelfverloochening, die nooit iets van anderen vroegen. Zij waren immer tevreden. Zij verschenen in de audiëntiezalen van de keizers uit die tijd, niet voor polemiek of voor ijdel vertoon van geleerdheid, ook niet om de kostbare geschenken te vergaren die dergelijke redenaars en gasten werden aangeboden. Evenmin  wensten zij zich te laten vereren met zwaarwichtige titels, zoals die door beschermheren werden verleend aan personen die hun voorkeur hadden. Zij smachtten veeleer naar een visioen van de Heer (darshan) en naar een kans om dharma hoog te houden in alle menselijke aangelegenheden. Dat was hun enige doel.

Ook de koningen uit die dagen waren verdiept in goddelijke gedachten! Zij benaderden de heremieten en wijzen, daar waar dezen afgezonderd van de wereld leefden, om van hen te leren hoe zij hun onderdanen gelukkig en tevreden konden maken; menigmaal nodigden zij hen uit (ten paleize) en raadpleegden hen over de juiste wijze van regeren. Het was een tijd waarin er rishi's waren zonder gehechtheid aan het ego en geleerden zonder begeerte naar macht; dat waren de mannen die de koning van advies dienden. Het resultaat was dat de bevolking van het koninkrijk voldoende voedsel, kleding en huisvesting had en in goede gezondheid verkeerde. Elke dag was een feestdag en alle deuren waren versierd met groene slingers. De vorst beschouwde het als zijn heiligste plicht het welzijn van zijn volk te bevorderen. De onderdanen wisten ook dat de regeerder het hart van de staat was. Zij leefden in het volle vertrouwen dat hij even dierbaar was als hun eigen hart; zoveel betekende hij in hun leven. Zij vereerden hem en in hun dankbaarheid betuigden zij hem hun hulde.'

Aan het grote gezelschap dat zich rondom hem verzameld had zette Suka in heldere en eenvoudige bewoordingen uiteen welke rol de wijzen aan de koningshoven vervulden. 

Hebt u iets bijzonders opgemerkt? Wat de groten der aarde ook doen, welk gezelschap zij ook verkiezen, zij zullen altijd het pad der rechtvaardigheid volgen, het goddelijke pad en hun daden zullen het welzijn van de hele wereld bevorderen! Dus als de Ramayana of andere goddelijke vertellingen worden voorgedragen of gelezen, moet men alle aandacht vestigen op Gods majesteit en Gods mysterie, op de waarheid en de onomwondenheid die aan die verhalen eigen zijn en moet men zich richten op de manier waarop deze kwaliteiten in het dagelijks leven in praktijk worden gebracht. Men moet geen waarde hechten aan bijkomstigheden, want de belangrijkste les die men moet leren is met welke middelen en op welke wijze men zijn plichten vervult.

Als God in menselijke vorm verschijnt voor het beschermen van dharma, gedraagt Hij zich op menselijke wijze. Hij k·n niet anders! Want Hij moet de mens het volmaakte leven voorhouden en Hij moet alle mensen een ervaring schenken van vreugde en vrede. Zijn gangen en zijn werken (lila's) mogen sommigen gewoon en alledaags toeschijnen. Maar elke daad die Hij verricht is altijd een uiting van schoonheid, waarheid, goedheid, vreugde en verheffing. Elke verrichting verovert de wereld met haar bekoorlijkheid en het hart dat eraan denkt wordt gezuiverd. Elke handeling verdrijft alle onrust uit de geest en de sluier van illusie (maya) wordt er door verscheurd. Zijn daden vullen het bewustzijn met zoetheid. Er is niets 'gewoons' of 'alledaags' aan het leven van een Avatar. Wat men ziet en als zodanig opvat, is in werkelijkheid 'bovenmenselijk' en 'bovennatuurlijk' en verdient de grootste eerbied!

Het verhaal van Rama is niet het relaas van een individu, maar de geschiedenis van het universum! Rama is de verpersoonlijking van het fundamentele, universele element in alles wat leeft. Hij is in alles, voor eeuwig, in alle werelden. Het verhaal behandelt niet een voorbije periode, maar het heden en een toekomst zonder einde, de beginloze eeuwigheid.

Geen mier kan bijten zonder Rama's wil. Geen blad valt van de tak zonder Rama's aansporing. Ether, wind, vuur, water en aarde - de vijf elementen die samen het universum vormen - gedragen zich zoals ze dat doen uit ontzag voor Hem en in harmonie met zijn bevelen! Rama is het principe dat de ongelijke elementen in de natuur aantrekt en zich door die aantrekkingskracht bemind maakt. Het is de aantrekkingskracht die het ene element op het andere uitoefent; dat is waardoor het heelal kan bestaan en functioneren.

Dat is het Rama-principe; zonder dit principe wordt de kosmos een chaos. Vandaar het axioma: Was er geen Rama, dan zou er geen panorama, of heelal, zijn.

 

 

 

Inhoud van deze Vahini|vorige bladzijde|volgende bladzijde|
bhajans