Dasara
of Navaratri is een belangrijk feest in India.
Dit tien dagen - letterlijk: negen (nava)
nachten (ratri) - durende feest wordt
gevierd in september of oktober, afhankelijk van
de maanstand. Het symboliseert de strijd van de
ziel om bevrijding te bereiken. De tiende dag,
Vijayadashami genaamd, is de dag van de
overwinning, de dag waarop de illusie wordt
doorzien en het doel bereikt.
Tot dan toe werd dit feest in de tempel gevierd
met gebed en meditatie en vanaf de vierde dag
werd er iedere dag een yajna, een
vuurofferceremonie gehouden, een ritueel dat
staat voor het verbranden van alle slechte
eigenschappen. En er was ook muziek en toneel.
Bovendien bereidde een groep devotees op de
laatste dag een grote hoeveelheid voedsel dat
werd uitgedeeld onder de armen.
In 1946 waren er een aantal zeer spirituele
vrouwelijke devotees aanwezig, die tijdens dit
feest hun liefde voor Sai Baba wilden tonen door
hem op te tuigen met sieraden en hem vervolgens
in een draagstoel door het dorp te dragen. De
rani (koningin) van Chincholi, de prinses
van Sandur, de prinsessen van Mysore en nog
anderen hadden speciaal voor dit doel hun
juwelen meegebracht. Aanvankelijk had Baba zijn
medewerking geweigerd. Hij stelde geen prijs op
dergelijk uiterlijk vertoon. Maar na uren
'onderhandelen' had hij toegegeven aangezien hun
verlangen zuiver spiritueel was.
De vrouwen kleedden hem vervolgens in een
zijden dhoti (lendendoek), een kleurige
kafni (lang gewaad) en schitterend
geborduurde sandalen. Zij deden hem ringen aan
alle vingers met diamanten, smaragden, saffieren
en andere edelstenen erin.
Iedere avond van het feest werd hij zo in een
met bloemen overdekte draagstoel - de ene dag in
de vorm van een zwaan, een andere dag in de vorm
van een pauw, een lotus of een veelkoppige slang
- in processie door het dorp gedragen, begeleid
door groepen die bhajans zongen. Bij ieder
pleintje en iedere straathoek stopte de stoet en
speelde een van de muziekkorpsen, die speciaal
hiervoor uit Bangalore waren gekomen, een van
hun geliefde melodieën. De tocht duurde
uren, temeer daar veel inwoners van het dorp,
arm of rijk, hindoe of moslim, wilden dat de
stoet voor hun deur halt hield opdat zij Baba
een bloemslinger konden aanbieden of de arati
voor hem konden doen met brandende kamfer.
Tijdens deze processie steeg de devotie tot zo'n
hoog niveau dat er zich vibhuti en kumkum op
Baba's voorhoofd materialiseerde. Vanuit de
draagstoel wierp hij soms handenvol bloemen naar
de mensen, die snel door hen werden opgeraapt.
Sommige bloemen waren dan veranderd in snoepjes
en andere in medailles. Om de eenheid van de
beide Sai's te tonen, stond er aan de ene kant
van die medailles een afbeelding van Shirdi Baba
en aan de andere kant een afbeelding van zijn
huidige belichaming. Overigens waren er ook
inwoners die hun deur sloten wanneer de
processie er aankwam en er waren er zelfs die
met stenen naar de stoet gooiden. Niemand is er
ooit in geslaagd daarbij Sai Baba te raken. Hij
liet de steen die te dicht in zijn buurt kwam,
gewoon stoppen.
Op de tiende dag werden er door de koninklijke
bezoekers traditionele ceremonies uitgevoerd en
Baba werd in een kleurrijke processie naar een
sami-boom gebracht aan de rand van het dorp.
Daar schoot hij een rituele pijl af als symbool
voor de strijd tegen de kwade krachten, die de
voortgang van de mensheid belemmerden. Daarna
ging het in triomf terug naar de tempel.
Op Vijayadashami van het jaar 1918 had Shirdi
Baba zijn lichaam verlaten en daarom was er in
Shirdi op deze tiende dag altijd veel te doen in
de tempel. Honderden devotees kwamen er samen om
te bidden en te zingen en daarom ging Sathya Sai
al een aantal jaren op deze dag voor korte tijd
naar Shirdi om de devotees daar te zegenen. Ook
deze keer ging hij, na terugkeer in de tempel in
Puttaparthi, in trance en bracht op die manier
een bezoek aan Shirdi. Toen hij weer terug was,
moest hij de nieuwsgierige devotees alles
vertellen over zijn bezoek aan
Shirdi.
Deze
trances beperkten zich niet tot Vijayadashami.
Om de bezoekers te tonen dat hij allen die Gods
hulp inriepen ook daadwerkelijk ging helpen,
raakte hij geregeld in trance, op ieder
willekeurig uur van de dag en de nacht. Hij ging
dan op bed liggen of liet zich gewoon op de
grond vallen en zijn lichaam werd koud. Wanneer
hij meestal na enkele minuten, maar ook wel na
enkele uren terugkeerde, vertelde hij vaak waar
hij was geweest: in een vallei in Telangana waar
iemand werd aangevallen door rovers, in
Rajahmundry waar een grote overstroming was, bij
een auto-ongeluk op een weg in Kamataka, bij een
brand in Madras of bij het sterfbed van een
devotee om hem darshan (het zien en/of ervaren
van de Heer) te geven gedurende zijn laatste
ogenblikken op aarde. Deze trances versterkten
het geloof van de devotees in Baba's
goddelijkheid. Om de mensen te helpen hoefde hij
niet in trance te gaan. Hij hielp ieder ogenblik
duizenden mensen, maar meestal gaf hij daar geen
ruchtbaarheid aan. Moet een vader ruchtbaarheid
geven aan het feit dat hij een van zijn kinderen
helpt? Dat is toch een vanzelfsprekende
zaak.
Wanneer Baba onverwacht in trance ging, kon het
gebeuren dat hij tamelijk hard op de grond
terechtkwam of zich anderszins pijn deed. Zo
raakte hij eens in trance tijdens een autorit en
daarbij kwam hij zo hard met zijn hoofd tegen de
stoel voor hem, dat een van zijn tanden
losraakte en op de grond viel. Toen hij weer
terugkeerde, vertelden de devotees die bij hem
in de auto zaten, wat er was gebeurd. Baba
glimlachte, raapte de gevallen tand op en gooide
hem in zijn mond. Tot verbazing en vreugde van
de devotees zocht de tand daar zelf zijn eigen
plekje weer op en zette zich daar stevig
vast.
Toen Baba op een keer, in het begin van de
vijftiger jaren, tijdens Ramanavami, de
verjaardag van Rama, in Venkatagiri was, ging
hij onverwacht in trance. Toen hij weer bijkwam,
stroomde er een golf vibhuti uit zijn mond,
gevolgd door een aantal gouden blaadjes met
daarop in het Telugu de woorden 'Sri Rama'. Toen
de raja (koning) van Venkatagiri deze
blaadjes zag, was hij erg gelukkig, want hij was
een groot vereerder van Rama.
En toen op 14 april 1950 Ramana Maharshi stierf
in Tiruvannamalai, raakte Sai Baba ook in
trance. Die avond om ongeveer negen uur ging hij
naar zijn kamer waar hij vervolgens neerviel.
Twee devotees, die vanwege zijn starende blik
reeds vermoedden wat er ging gebeuren, waren hem
gevolgd en vingen hem op. Baba liet zijn lichaam
uit hun armen opstijgen en mompelde:
'Maharshi heeft mijn lotusvoeten
bereikt.' Daarna spleet de zool van zijn
rechtervoet open en kwam er bijna twee kilo
vibhuti uitstromen. Terwijl hij nog in de lucht
zweefde, verzamelden de beide devotees de
heerlijk ruikende vibhuti. Toen hij weer
bijkwam, gaf Baba opdracht de vibhuti in
papiertjes te doen en uit te delen als
prasad.
Dat hij niet in trance hoefde te gaan om iemand
te helpen, toonde hij op een keer aan een
groepje devotees toen hij samen met hen in zijn
kamer was in Prasanthi Nilayam - dat is de naam
van de ashram die in 1950 werd geopend. Zij
waren allemaal druk bezig met het gereedmaken
van de dhoti's die gedurende Dasara aan de armen
zouden worden uitgedeeld. Plotseling vroeg Baba
aan een van de aanwezigen: 'Parthasarathi,
jij denkt dat ik nu hier ben, bij jou, terwijl
ik met deze schaar dit kledingstuk doormidden
knip, is het niet? Weet je dat ik zojuist naar
Madras ben geweest om jouw Kusa te zien? Het
jongetje kreeg difterie en je broer heeft hem
naar het ziekenhuis gebracht. Maak je geen
zorgen, mijn beste. Ik heb hem darshan gegeven.
Hij zal spoedig in orde zijn. ' Alle
aanwezigen waren stomverbaasd bij deze
mededeling en Parthasarathi viel aan Baba's
voeten, overweldigd door dit bewijs van zijn
almacht en genade.
Uit
de volgende twee voorbeelden blijkt dat Baba
soms ook iemand helpt door een ander lichaam te
materialiseren. Hij blijft dan gewoon in
Puttaparthi en gaat door met zijn werkzaamheden,
maar verschijnt toch op een andere
plaats.
Op
een dag arriveerden een oude man en vrouw met
hun zoon in Puttaparthi. Direct toen Baba hen
zag, zei hij tegen hen: 'Wat zijn jullie voor
dwazen om op zo'n manier de rails over te
steken?' Zij schrokken van zijn woorden en
waren tegelijkertijd verbaasd over het feit dat
Sai Baba wist wat er was gebeurd. Andere
devotees die deze conversatie hoorden, werden
nieuwsgierig en spraken hen aan. Toen vertelde
de oude man: 'Onderweg naar Puttaparthi moesten
wij op een gegeven moment overstappen. Nu hadden
wij nogal wat bagage bij ons en daarom namen wij
niet de moeite om helemaal om te lopen naar het
andere perron. In plaats daarvan staken wij
gewoon de rails over. Maar plotseling kwam er
een trein en wij konden niet snel genoeg
wegkomen. Opeens stond er een jongeman naast
ons, die ons nog net op tijd wegtrok voor de
aanstormende trein.'
In
het tweede voorbeeld gaat het om een devotee van
Sai Baba van Shirdi, die er moeite mee had te
aanvaarden dat Sathya Sai dezelfde is als Shirdi
Sai.
Op
een avond fietste een muziekleraar en violist
naar huis over een verlaten weg in Delhi. Hij
was enkele weken eerder in Puttaparthi geweest
en Sai Baba had grote indruk op hem gemaakt,
maar hij was er nog niet van overtuigd dat hij
Shirdi Baba was of een Avatar (goddelijke
belichaming), ook al had hij gezien dat Sathya
Sai vaak dezelfde gebaren maakte en dezelfde
wonderen deed als Shirdi Sai, en al had hij
gehoord dat diens leringen niet anders waren dan
die van zijn eigen leermeester. Al fietsend liet
hij zijn gedachten hierover gaan toen er opeens
achter hem een stem klonk die zei: 'Klaar met
werken voor vandaag?' Hij keek om en zag een
wat oudere, stevig gebouwde man, die hard trapte
om hem in te halen. De man toonde een stralende
glimlach en daarom antwoordde hij: 'Ja, ik ben
nu onderweg naar huis.' Hij nam aan dat de
onbekende hem eens tijdens een concert had horen
spelen en hem daarom nu zomaar aansprak. Wel
bevreemdde het hem dat de man hem had
aangesproken in het Tamil, zijn moedertaal.
'Zou u dan even met mij mee willen gaan naar
dat oude graf ginds? Ik zal u niet lang
ophouden, ' verzocht de man.
Zij reden naast elkaar naar de ruïne die de
man had aangewezen, zetten hun fietsen tegen een
muur en gingen in de schaduw zitten, tegenover
elkaar op verzoek van de oude man. Deze begon
een gesprek en al spoedig vertelde de
muziekleraar over zijn problemen in het algemeen
en over zijn twijfels inzake Sai Baba in het
bijzonder.
'De goeroe die u hebt mogen ontmoeten, is de
Heer zelf,' zei de oude man. 'Waarom twijfelt
u daaraan? Hij is Shirdi Baba zelf.
Kijk!' en hij stond op en strekte zijn
handpalmen naar de muziekleraar uit. Tot zijn
verbijstering zag deze op de ene palm een
duidelijke afbeelding van Shirdi Sai en op de
andere het stralende gezicht van Sathya Sai.
Vervolgens liep de oude man naar zijn fiets en
de muziekleraar volgde hem. Samen reden zij
terug naar de weg. Daar aangekomen vermaande de
oude man hem om trouw te blijven aan zijn goeroe
en daardoor de schat die zomaar op zijn weg was
gekomen, niet weer te verliezen, waarna hij
wegfietste in de richting waaruit zij
oorspronkelijk gekomen waren. Dit verbaasde de
muziekleraar wel, maar hij raakte pas flink van
zijn stuk toen hij Baba - want híj was
die oude man - plotseling in het niets zag
verdwijnen!
Een
nieuwe glimp van zijn almacht toonde Baba door
mensen te gaan opereren. Zo nu en dan riep hij
een bezoeker met lichamelijke klachten bij zich
en opereerde hem ter plaatse met door hem op dat
moment gematerialiseerde instrumenten. Zo
verwijderde hij de amandelen van een neefje van
Hanumantha Rao, de hoofdinspecteur van het
gevangeniswezen van Madras. Tegen dr.
Padmanabham uit Bangalore, die hem vertelde dat
zijn zeventienjarige broer aan hernia moest
worden geopereerd, zei Baba dat hij de jongen
maar naar Puttaparthi moest sturen en hij
vervolgde: 'Waarom zou je de moeite nemen om
hem te laten opnemen in het Victoria ziekenhuis?
Ik zal de hernia-operatie doen en dan zal hij na
tien minuten weer volmaakt in orde zijn.'
Padmanabham stuurde hem inderdaad naar Baba toe
en deze opereerde hem dezelfde dag nog. De
benodigde instrumenten, zoals messen, scharen en
naalden, haalde hij uit het niets tevoorschijn
met een draaiende beweging van zijn hand. Met
dezelfde soort handbeweging materialiseerde hij
vibhuti, die hij gebruikte als verdovings- en
ontsmettingsmiddel. Na tien minuten stond de
jongen weer op zijn benen, gezond en wel. De
wond was reeds genezen; alleen was er nog een
litteken te zien.
Op
een dag kwam Nagamani Purnaiya, een devotee die
reeds enige tijd in de ashram woonde, naar Baba
toe en zei: 'Swami, er is hier een man wiens
maag ontzettend opgezwollen is. Hij ligt vrijwel
de hele tijd op bed en heeft veel pijn. U weet
wel wie ik bedoel. Zou u die man niet willen
genezen?'
Baba hoorde haar zwijgend aan.
Toen hij na enkele dagen nog niets had
ondernomen, kwam zij weer naar hem toe en zei
nogmaals: 'Baba, doe alstublieft iets voor die
arme man!'
Glimlachend antwoordde hij: 'Denk je dat het
hier een ziekenhuis is?'
Kort daarop ging Baba op een avond met de
devotees naar de rivieroever en alle vrouwen
besloten om iets te eten mee te nemen zodat zij
daarvoor niet terug hoefden te gaan naar de
ashram. Nagamani Purnaiya liet in de buurt van
de mandir een pot water op het vuur staan toen
zij vertrokken. Zij hoopte met het warme water
Baba's voeten te mogen wassen wanneer zij van de
zandige rivieroever terugkwamen.
Gezeten in het zand vertelde Sai Baba de
devotees over toewijding en over geloof in God.
Zij zongen en ook deed Baba enkele wonderen.
Toen zij weer terug waren bij de mandir, ging
Nagamani snel heet water halen om Baba's voeten
te wassen, maar deze verdween in de kamer van de
zieke man. Even later zag zij Baba gehaast komen
aanlopen met iets in zijn handen. Het leek,
dacht zij, op een vieze bal van rotte
bananenbladeren. Nadat hij het weggegooid had,
liep Baba op haar toe en vroeg: 'Mag ik wat warm
water van je om mijn handen te wassen?' Ze zag
dat zijn rechterhand helemaal rood was en vroeg
op opgewekte toon: 'Heeft u geschilderd of iets
dergelijks?' 'Het is bloed,' antwoordde
hij.
Terwijl zij water over zijn handen goot, zei
Baba plagend: 'Je wilde toch zo graag dat het
hier een ziekenhuis zou worden? Zojuist heb ik
de noodzakelijke operatie verricht bij die
man.'
Die nacht deed zij vrijwel geen oog dicht. Zij
moest voortdurend denken aan de man die door
Baba geopereerd was, zonder verdoving, dacht
zij, en die na de operatie natuurlijk ook geen
medicijnen had gekregen tegen de pijn.
Om haar gerust te stellen besloot Baba haar de
volgende morgen direct naar de patiënt toe
te sturen. Dan kon zij zelf zien wat er was
gebeurd. Daarom riep hij haar de volgende
ochtend al vroeg bij zich en zei tegen haar:
'Wil je een rol watten gaan halen en die naar de
vrouw van de patiënt brengen. Misschien kun
je haar helpen bij het aanleggen van een schoon
verband bij haar man.' Zij haalde de watten,
liep vervolgens naar de deur van de kamer waar
de zieke verbleef, maar bleef toen aarzelend
staan. Ze riep, maar kreeg geen antwoord.
'Opschieten!' riep Baba van op een
afstandje.
Toen ging ze de kamer binnen. Tot haar stomme
verbazing zat de patiënt rechtop in bed en
was bezig een stevig ontbijt te verorberen
terwijl hij vóór de operatie
absoluut niets kon eten. Inmiddels was Baba ook
de kamer binnengekomen. Hij liep op de man in
het bed toe, trok zijn hemd omhoog en toonde
Nagamani de plek van de operatie. Er zat geen
verband op en zij zag een smal litteken van een
bijna genezen snee. Zij constateerde ook, dat
zijn maag niet langer opgezwollen was. Ze
begreep nu wel dat Baba haar alleen maar
gevraagd had om een rol watten te brengen om
haar de kans te geven de patiënt te
bezoeken.
'Dit is geen operatie die door een dokter had
kunnen worden gedaan, ' zei Baba. 'Ik heb
het gedaan. Hij heeft geen pijn; hij heeft geen
rust nodig en geen speciaal dieet.'
De patiënt vertelde haar dat Sai Baba de
vorige avond de kamer was binnengekomen en met
een handgebaar enkele chirurgische instrumenten
uit de lucht had gehaald. Toen had hij wat
vibhuti gematerialiseerd en dat op zijn
voorhoofd gewreven. Dat had kennelijk als
verdovend middel gewerkt, want hij herinnerde
zich niets meer van wat er daarna was gebeurd.
Toen hij na vijf minuten weer was bijgekomen,
had Baba hem verteld dat de operatie voorbij was
en dat alles in orde was. De snee had
aanvankelijk een beetje pijn gedaan, maar nu
voelde hij er niets meer van. Nagamani vroeg aan
zijn vrouw of zij wist hoe die snee zo snel had
kunnen genezen en zij vertelde dat Baba de
randen eenvoudig met zijn vingers tegen elkaar
had geduwd en dat de opening onmiddellijk was
dichtgegaan. Vervolgens had hij wat vibhuti op
de wond gedaan en zijn hand er even opgelegd.
Daarna had hij de patient verzekerd dat hij weer
helemaal beter zou worden en had hij het vertrek
verlaten. De patiënt vertelde haar ook nog
dat zij vóór zij naar Puttaparthi
kwamen, verscheidene dokters hadden geraadpleegd
en dat die allen hadden gezegd dat hij
geopereerd moest worden. Zou hij dat niet doen,
dan had hij niet lang meer te leven. Hij wilde
echter geen operatie en hij had zijn vrouw
gevraagd om hem naar Puttaparthi te
brengen.
Soms
opereerde Baba mensen ook in hun dromen. Zij
droomden dan, dat zij door hem geopereerd werden
en wanneer zij wakker werden, bleek de pijn
verdwenen te zijn. Soms liet Baba in zo'n geval
als bewijs een litteken achter op de plaats van
de operatie, of de patiënt ontdekte 's
morgens dat er bloed op zijn laken zat. Maar
Baba verscheen ook in dromen om mensen te
troosten, raad te geven, te helpen bij grote en
kleine problemen. Ja, hij gebruikte vele
manieren om zijn aanwezigheid kenbaar te maken.
Zijn wonderen dienden om zijn leringen bekend te
maken, om het geloof erin te versterken, om
mensen aan te moedigen en te inspireren. Zo nu
en dan adviseerde hij daarom ook iemand in een
droom om naar Prasanthi Nilayam te komen en
wanneer deze persoon dat niet kon betalen,
zorgde Baba ervoor dat hij het geld kreeg. Soms
ging het om iemand die helemaal niet in God
geloofde of om iemand die dacht dat Baba een
bekwaam goochelaar was of een bedrieger. Maar,
zegt Sai Baba niet zelf, dat zij die hem
ontkennen verblind zijn door onwetendheid of
trots en daarom nog meer mededogen en genade
nodig hebben dan anderen.
Baba
gebruikt al zijn hele leven vibhuti als teken
van zijn zegen. In India is dat heel
vanzelfsprekend, maar ook in het Westen hechten
de meeste devotees erg veel waarde aan vibhuti.
Ze willen het allemaal in huis hebben.
Tegenwoordig kan iedereen in de ashram zakjes
door Baba gezegende vibhuti kopen, maar in het
begin was dat nog niet het geval. Wanneer Sai
Baba in die tijd iemand adviseerde om vibhuti in
te nemen, materialiseerde hij ook meestal een
flinke hoeveelheid voor hem. Een enkele keer
plukte hij een potje uit de lucht en gaf dat aan
een devotee met de woorden: 'De vibhuti
hierin zal nooit opraken!' Tegen dr. Benito
Reyes uit Californië zei hij: 'Wanneer
je in je gebeden ergens alleen maar aan denkt,
zal die wens vervuld worden.' Dit bleek een
geschenk waarmee hij heel voorzichtig moest
omspringen, zoals hij al snel zou merken.
Toen hij op een zondagochtend in september 1974
samen met zijn vrouw aan het wandelen was, dacht
hij: 'Er is in zovele huizen vibhuti verschenen.
Waarom niet ook bij ons?'
Toen zij weer thuiskwamen, bleek het hele huis
vol vibhuti te zitten. De hele wijk liep uit om
dit wonder te zien. Alleen de huisbaas maakte
zich zorgen. Hij liet deskundigen van de
brandweer komen om te onderzoeken of er ergens
in het huis brand was. Die as moest immers
ergens vandaan komen!
Behalve
als verdovings- en ontsmettingsmiddel, zoals
hiervóór beschreven, gebruikt Baba
vibhuti ook als geneesmiddel. Geloof kan
wonderen doen en voor sommigen is geloof in hem
voldoende om te genezen, maar de meeste mensen
hebben behoefte aan pillen en poeders of aan een
operatie en dus helpt Baba hen op de door hen
gewenste manier. Soms speelt hij ook een spel,
maar altijd kan de persoon in kwestie uit de
manier waarop hij helpt, een les halen.
Toen Swami Amrithananda, een bejaarde
schriftgeleerde en volgeling van Ramana
Maharshi, enige maanden in de ashram doorbracht,
maakte Baba van de gelegenheid gebruik om hem te
genezen van zijn chronische astma en hem een
teken te geven van zijn goddelijkheid. Gedurende
de eerste dagen materialiseerde hij voor hem
vibhuti en een goudkleurig poeder dat hij hem
liet opeten. Bovendien haalde Baba een
koperkleurig poeder tevoorschijn dat hij op zijn
borst en rug smeerde. Ook gaf hij Amrithananda
wortels om op te kauwen en enkele dagen later
haalde hij een handvol bladeren tevoorschijn,
perste die uit en liet hem het sap opdrinken. Op
een dag materialiseerde Baba voor hem een flinke
hoeveelheid bladeren en met een twinkeling in
zijn ogen zei hij tegen hem: 'Eet dit allemaal
op.'
Amrithananda pakte de hele bundel aan en kwam
toen tot zijn schrik tot de ontdekking dat er
onder de bladeren allemaal kleine, scherpe
doorns zaten.
'Wilt u werkelijk dat ik dat allemaal opeet, met
inbegrip van de doorns?' vroeg hij
aarzelend.
Baba stak zijn hand uit en zei: 'Geef het
eens terug.'
Amrithananda legde de bladeren in Baba's hand en
onmiddellijk gaf deze ze hem weer terug. Tot
zijn verbazing en opluchting was er nu geen
enkele doorn meer te ontdekken en hij at alles
opgewekt op.
Een paar dagen later riep Baba hem weer binnen.
Met de woorden: 'Dit is een heel goed middel;
het komt rechtstreeks uit het Himalaya-
gebergte,' haalde hij weer een flinke
hoeveelheid bladeren tevoorschijn. Hij stopte de
helft ervan in zijn handen en zei: 'Kom op!
Kauwen en doorslikken.' De swami propte de
bladeren in zijn mond en kwam toen tot de
ontdekking dat ze vreselijk bitter waren. Het
kostte hem de grootste moeite om alles weg te
werken. Duidelijk stond op zijn gezicht te lezen
dat hij uit de grond van zijn hart hoopte dat
Baba hem niet ook nog zou vragen om de andere
helft van de bladeren op te eten. Zonder een
spier te vertrekken overhandigde Baba hem de
rest van de bladeren met de woorden: 'Eet dit
ook op.' Manmoedig stak hij ze in zijn mond.
Toen verscheen er een blik van opluchting en
vervolgens van vreugde op zijn gezicht, want
deze bladeren bleken zoet te zijn, ongelooflijk
zoet, zoeter dan suikerriet of honing. Baba
lachte om zijn verwarring en Amrithananda
realiseerde zich eens temeer dat de wegen van
God ondoorgrondelijk zijn.
Teneinde
zijn missie meer bekendheid te geven, begon Sai
Baba nu ook vibhuti te laten verschijnen op
afbeeldingen van hemzelf bij mensen thuis.
Sommigen dachten aanvankelijk dat er stof op de
foto's zat, maar toen dit steeds weer terugkwam
nadat zij het hadden weggeveegd, kwamen zij naar
Baba toe en zeiden: 'Swami, er verschijnt steeds
stof op uw foto in mijn puja-kamer
(gebedsruimte). Weet u hoe dat komt?' 'Nee,
nee,' antwoordde hij dan, 'het is geen
stof, het is vibhuti. Je kunt het ervan afhalen
en het bewaren en het aan zieken geven.' In
die begintijd leidde de verschijning van vibhuti
op afbeeldingen soms ook tot vergissingen. Op
een dag kwam er een man naar Baba toe om hem te
vragen hem te helpen zijn spoorloos verdwenen
zoon terug te vinden. Korte tijd daarna
verscheen er vibhuti op een foto van Baba in
zijn huis en ernstig bezorgd schreef hij Baba
een brief met de vraag of dat betekende dat zijn
zoon dood was. De as had hem herinnerd aan dood
en crematie. Baba liet Kasturi onmiddellijk
terugschrijven dat dat beslist niet het geval
was en dat die as juist een teken van genade
was, een bewijs dat Baba altijd bij hem was.
Bij een andere devotee leidde de vibhuti op
enkele afbeeldingen tot problemen. Deze was
namelijk zó zoet dat er zwermen mieren op
afkwamen en daar was de man niet zo blij mee.
Hij vroeg Baba de vibhuti weg te nemen, maar in
plaats daarvan droeg deze de mieren op weg te
blijven.
Tegenwoordig weten alle devotees dat het vibhuti
is, die soms op foto's van Sai Baba verschijnt,
maar ook op afbeeldingen van Rama, Krishna,
Shiva, Jezus en vele andere vormen van God.
Bovendien verschijnt er niet alleen vibhuti,
maar soms ook kumkum of amrita (nectar)
en een enkele keer zelfs boter, rijstkorrels,
goud of edelstenen. Dit gebeurt niet alleen in
India, maar in duizenden huizen over de hele
wereld. Het is zoiets als een affiche om aan te
kondigen dat de Avatar gekomen is. De ontvanger
mag deze stoffen gebruiken voor zichzelf, zijn
gezin en anderen, maar het is niet de bedoeling
dat hij er veel publiciteit aan geeft. Dat zou
kunnen leiden tot verwaandheid en dat is nadelig
voor de spirituele ontwikkeling van die persoon.
De meesten die deze vorm van genade ontvangen,
koesteren dit geschenk in hun hart.
Ondanks
de grote stroom bezoekers en de vele wonderen
die Baba nu dagelijks verrichtte, zagen veel
bewoners van Puttaparthi en de omliggende dorpen
en steden beslist nog geen Avatar in hem. Zij
kenden hem vanaf zijn geboorte en zagen hem als
een gewone jongen. Zo iemand kon toch niet
plotseling een god worden? Sommigen dachten dat
Baba een bedrieger was of een goochelaar en zij
bespotten hem en zijn ouders; anderen dachten
dat hij in contact stond met boze geesten. Er
was angst en jaloezie.
Dit leidde ertoe dat iemand uit het dorp
probeerde hem te vergiftigen. Deze eerste poging
heeft niet tot zijn dood kunnen leiden - evenmin
als alle volgende - maar het was nodig dat Baba
het vergiftigde voedsel opat, omdat dat de enige
manier was waarop de betreffende vrouw tot
geloof zou kunnen komen. Zij moest zien dat
vergif hem niet kon deren. Baba noemde dit dan
ook geen poging om hem te doden, maar een poging
om zijn goddelijkheid te testen. Het gebeurde op
een feestdag. Samen met twee devotees bezocht
Baba de huizen van enkele inwoners van het dorp
en in ieder huis at of dronk hij een
kleinigheid. Als laatste bezochten zij het huis
van een jonge vrauw uit de kaste der Brahmanen.
Toen zij Baba had gevraagd om naar haar huis te
komen en bij haar te blijven eten, had hij
geantwoord: 'Dat is goed, maar geen hele
maaltijd; een kleinigheid is voldoende.'
Terwijl zij hem nu twee zelfgemaakte
vada's (een gekruid gerecht van gebakken
linzen) voorzette, sprak zij: 'Meestal maakt u
er een hele show van om een paar kleine hapjes
te eten. Maar nu moet u alles opeten.'
'Ik ga deze vada's allebei helemaal
opeten, zei hij opgewekt en hij deed wat hij
gezegd had. Natuurlijk wist hij dat zij
vergiftigd waren en later, onderweg naar het
huis van Subbamma, vertelde hij zijn metgezellen
wat er aan de hand was. Zij toonden zich
geschokt, maar Baba kon slechts lachen om de
dwaasheid van het hele geval. Even later gaf hij
over en daarbij kwamen de twee vada's, die hij
volledig opgekauwd had, in hun geheel naar
buiten! De vrouw in kwestie was hem gevolgd om
te zien wat er met hem zou gebeuren. Nadat zij
had gezien hoe hij de vada's in hun geheel had
overgegeven, kreeg zij spijt van haar daad, viel
neer aan zijn voeten en sprak bevend: 'Swami,
vergeef deze moordenares alstublieft.'
Baba legde zijn hand op haar hoofd en zei:
'Bangaru! Manchidi, manchidi.' (Mijn
liefje! Het is in orde, het is in orde.)
Tegenwoordig is zij een trouwe devotee. Enkele
malen is Baba in later jaren nog bij haar te
gast geweest en wanneer zij hem dan iets te eten
wilde geven, zei hij altijd met een blik van
verstandhouding: 'Graag alleen gewoon voedsel;
geen speciale vada's deze keer.'
In
de tijd dat hij in de met riet gedekte hut
woonde, dus voor de Oude Mandir gereed was,
trachtten enkele mannen op een nacht tevergeefs
deze hut in brand te steken. Op een gegeven
moment kwam Baba lachend naar buiten en riep
tegen hen: 'Jullie hebben vruchteloos
geprobeerd de hut in brand te steken, daarbij
lucifer na lucifer afstrijkend. Maar alleen het
doosje is leeggeraakt; geen enkele lucifer is
ontbrand. Dit zijn échte Sai-lucifers!
Probeer deze eens.'
Tegelijkertijd strekte hij zijn lege hand naar
een van hen uit. In zijn hand verscheen een
doosje lucifers dat hij vervolgens naar hem
toegooide. De mannen renden weg, maar kort
daarop deden zij een nieuwe poging. Zij
barricadeerden de deur van buitenaf, goten
benzine over de hut en staken de zaak in brand.
Het vuur werd snel geblust door een korte maar
hevige stortbui vlak boven de hut.
Toen zijn kamers in de Oude Mandir gereed waren,
werden deze met enig ceremonieel aan Baba
aangeboden door de metselaars en timmerlieden.
Er waren een aantal gasten uitgenodigd voor de
gelegenheid en deze brachten allemaal een schaal
vol lekkernijen mee. Op een gegeven moment gaf
Baba opdracht om het lekkers uit te delen, maar
één schaal pakte hij zelf. De
devotees dachten dat hij de laddu's
(snoepgoed in de vorm van een balletje) op deze
schaal zelf zou gaan uitdelen en kwamen begerig
dichterbij, maar tot hun teleurstelling bracht
hij de schaal naar zijn kamer. Wat zij namelijk
niet wisten, was dat dit snoepgoed vergiftigd
was! Even later vroeg Baba een van de
medewerkers om de schaal mee naar buiten te
nemen en het snoepgoed daar te begraven.
Het is beslist niet zo, dat Sai Baba deze mensen
die hem kwaad probeerden te doen, haat. 'Ik
kan niet haten, zelfs al zou ik dat willen. Haat
en boosheid maken geen deel van mij uit. (...)
Ik kan weleens sissen om te waarschuwen en te
berispen, maar ik haat nooit. Ik ben
gelukzaligheid en alleen maar gelukzaligheid.
(...) Dat is mijn aard.'