VAHINI'S
INHOUD
BABABOOKS



 

 
 


2. Jeugdjaren

HET LEVEN VAN SATHYA SAI BABA

 

 

Het was 23 november 1926, de dag van Sai Baba's geboorte en daarmee de dag waarop zijn taak op aarde begon, ook al wist nog vrijwel niemand dat. Hij bezat reeds alle krachten die hij later een voor een zou openbaren tot heil van de schepping. De volgende dag zou Sri Aurobindo in zijn ashram in Pondicherry aan de aanwezigen vertellen dat Krishna, God, opnieuw op aarde was gekomen en na enige tientallen jaren zou men zich dit herinneren en begrijpen dat hij over de komst van Sai Baba had gesproken.
Puttaparthi, het dorpje waar hij geboren werd, telde in die tijd nog geen duizend inwoners en toch zou het eens miljoenen mensen naar zich toetrekken. Aan één kant van het dorp stroomde de Chitravati en het gehele dorp was omringd door heuvels. Het dorp lag als het ware in een vallei en daardoor kon het er 's zomers erg heet worden, soms wel vijftig graden Celsius of meer. Puttaparthi betekent letterlijk 'een plaats vol mierenheuvels die een schuilplaats bieden aan slangen' - en dan met name aan cobra's.

Easwaramma had zojuist in alle vroegte haar Sathya Narayana puja (eredienst) beëindigd toen de weeën begonnen. Haar schoonmoeder bevond zich op dat moment in het huis van de priester om ook haar puja te doen en de aanstaande vader stuurde onmiddellijk iemand naar haar toe om te vragen of zij direct wilde komen, maar dat weigerde zij. Zij had zoveel vertrouwen in God dat zij eerst haar gebeden wilde afronden voor zij zou komen. Toen zij tenslotte kwam, bracht zij de gezegende bloemen en het gezegende water van de puja mee voor haar schoondochter. Buiten hoorden zij de andere dorpelingen de namen van Shiva zingen, want deze maandag de 22ste november was gewijd aan Shiva en de zon was nog niet opgekomen. Voor de dorpelingen liep in die tijd de dag namelijk nog van zonsopgang tot zonsopgang en dus was het voor hen nog maandag. En op het moment dat de horizon rood kleurde als aankondiging van de opkomende zon, werd God geboren in een menselijk lichaam. Het was 5.06 uur en de maandag ging nu over in de dinsdag, de dag die gewijd is aan Ganesha - hij die de obstakels uit de weg ruimt op de weg naar God.

Lakshamma controleerde de baby van top tot teen en de andere aanwezige vrouwen - waaronder zijn grootmoeder van moeders zijde en buurvrouw Subbamma - keken stralend toe. Groot was hun verrassing toen zij zagen dat het kind op zijn voetzolen moedervlekken had in de vorm van een schelp en een wiel, tekens die zij herkenden als symbolen van Vishnu. De uitgeputte moeder nam het kind in haar armen en allen feliciteerden haar met deze prachtige zoon. Nadat hij gewassen was, legde Lakshamma hem in een bedje van doeken in een hoek van de kamer en dat was het moment voor het eerste wonder na zijn komst op aarde. Aanvankelijk hadden de aanwezige vrouwen niet in de gaten dat de doeken op een vreemde manier gingen bewegen, maar dat duurde niet lang. Subbamma wees opeens angstig naar het bedje en toen schrokken ook de anderen. Nog voor een van hen haar handen had kunnen uitsteken om te kijken wat er aan de hand was, kroop er een cobra onder het bedje vandaan. Allen deinsden terug, want een cobrabeet is dodelijk. De cobra gleed echter weg van het bedje en verdween spoorloos. Snel keek Lakshamma of er niets aan de hand was met de baby en pas toen zij hem rustig zag slapen, was zij gerustgesteld. Deze gebeurtenis zou het hele dorp rondgaan en in het geheugen van velen blijven hangen. Degenen die in de heilige boeken waren onderlegd, zouden spreken over Shesha, de slang waarop Vishnu vóór de schepping rustte in de melkzee, en zij zouden zich afvragen wie er in hun midden een lichaam had aangenomen. En dit was nog maar het begin...

Zijn ouders gaven hem de namen Venkata Sathya Narayana. Venkata, net als zijn vader ter ere van de goeroe Venkavadhuta, en Sathya Narayana op uitdrukkelijk verzoek van zijn moeder, als dank aan deze vorm van Vishnu tot wie zij gedurende de gehele zwangerschap en ook reeds daarvóór had gebeden. Hij had haar de zoon geschonken om wie zij gebeden had; daaraan bestond voor haar geen twijfel. En dus was het deze naam die bij de narnakaranam, de naamgeving, in zijn oor werd gefluisterd. Voorlopig zou hij Ratnakaram Venkata Sathya Narayana Raju heten. In de wandeling: Sathya.

Easwaramma moest haar baby met het stralende gezichtje en de prachtige zwarte krulletjes geregeld uit handen geven en dat viel haar niet altijd licht, hoewel zij ook wel genoot van alle aandacht die haar kind kreeg. Soms nam haar schoonmoeder hem mee naar haar echtgenoot Kondama, die zich vaak in een door hemzelf gebouwd hutje, gelegen naast het ouderlijk huis, afzonderde om te bidden en te mediteren.

Ook kwamen er veel buurvrouwen over de vloer om hem urenlang te knuffelen. Soms had Easwaramma het er moeilijk mee wanneer een vrouw uit een lagere kaste hem wilde vasthouden, maar dan stak hij zijn armpjes naar deze vrouw uit om duidelijk te maken wat hij wilde. Hielp dat niet, dan begon hij erbarmelijk te huilen en dan kon zijn moeder niet anders dan hem in de armen van die vrouw leggen. Op grond van haar opvoeding en de plaatselijke gewoonten had Easwaramma soms moeite met de omgang met mensen uit een lagere kaste, maar dat gold niet voor Sathya. Voor hem waren alle mensen gelijk - zij waren allen in wezen God. 
Ook Subbamma Kamam nam hem geregeld mee naar haar grote, stenen huis, dat slechts twee huizen van dat van de Raju's vandaan stond. Zij en haar echtgenoot waren Brahmanen en behoorden dus tot de hoogste kaste. Bovendien waren zij de rijkste mensen van het dorp. Subbamma's echtgenoot was het dorpshoofd en de dorpsboekhouder. In opdracht van de overheid hield hij het plaatselijke kadaster bij en inde hij de belastingen voor de landbouwgrond. Hij was dus ook een belangrijk man. Aangezien de Karnams bovendien reeds tamelijk oud waren en zelf geen kinderen hadden, kon Easwaramma het niet over haar hart verkrijgen om Subbamma te weigeren hem zo nu en dan mee te nemen en te knuffelen. Bovendien maakte hij heel duidelijk dat hij daarvan genoot. Het kwam zelfs zover dat sommige mensen zijn echte moeder Devaki gingen noemen, de naam van de echte moeder van Krishna, en Subbamma gingen zij Yashoda noemen, die de pleegmoeder van Krishna was.

Reeds eerder is vermeld dat Easwaramma een diep innerlijk weten kende aangaande Sathya's ware aard, maar dat er toch zo nu en dan twijfel bij haar naar boven kwam. Toen hij ongeveer negen maanden oud was en zij weer eens dergelijke twijfels had, gaf Sathya haar een teken. Zij had hem juist in bad gedaan en aangekleed en zij had vibhuti (heilige as) (2) uit de Shiva-tempel op zijn voorhoofd aangebracht. Vervolgens had zij hem in de schommelwieg gelegd en deze een duwtje gegeven. Terwijl zij de kokende melk van het vuur haalde, begon hij opeens te huilen. Nu huilde hij vrijwel nooit, dus enigszins verrast kwam zij naar de wieg, tilde het kind eruit en zette het op haar schoot. Hij hield op met huilen en begon licht uit te stralen. Langzaam liet hij een helder wit licht tevoorschijn komen tot het licht hem helemaal omringde. Easwaramma's ogen vulden zich met tranen van vreugde en de wereld om haar heen verdween. Zij kwam pas weer tot zichzelf toen haar schoonmoeder haar aanstootte en vroeg wat er aan de hand was. Enigszins aarzelend vertelde zij aan Lakshamma wat zij had meegemaakt. Deze keek bedenkelijk en waarschuwde haar schoondochter om dit verhaal aan niemand te vertellen. De mensen zouden het niet begrijpen en er zouden vreemde praatjes de ronde gaan doen. Easwaramma hield zich hieraan, maar haar schoonmoeder kon het niet laten om het zelf in vertrouwen aan haar echtgenoot te vertellen. Zou zijn eigen moeder nog lang twijfelen aan zijn aard, dat gold niet voor buurvrouw Subbamma. Zij begreep reeds heel vroeg wie hij was en zij twijfelde nooit. Haar zou je zijn eerste echte devotee kunnen noemen.

Sathya groeide voorspoedig op. Hij leerde kruipen, zette zijn eerste stapjes, sprak zijn eerste woordjes Telugu. Toen hij twee was, werd zijn hoofd kaalgeschoren en werden er gaatjes geprikt in zijn oorlelletjes. Deze ceremonie was gebruikelijk bij de hindoes. Mensen die naar het huis van Kondama kwamen om een toneelstuk te oefenen of muziek te maken, vergaten soms alles om zich heen om met de kleine jongen te spelen.
En toen hij op straat begon te spelen, was er altijd een drom andere kinderen om hem heen. Hij maakte daarbij geen onderscheid naar kaste of huidskleur. Naast Subbamma waren zij zijn eerste devotees. Zij zwierven rond, speelden in de meestal droge rivierbedding en zongen gezamenlijk bhajans (devotionele liederen). Kinderen waren en zijn nog altijd een dankbaar terrein voor een Avatar, een belichaming van God. Zij zijn van nature goed, liefdevol en vol mededogen voor mens en dier en zij hebben de neiging tot imitatie. De eerste jaren van zijn leven besteedde Sathya voornamelijk aan de kinderen en via de kinderen bereikte hij ook de ouders en andere volwassenen.
Een van de uiterlijke tekenen waardoor hij opviel, waren de strepen vibhuti die hij op zijn voorhoofd droeg en de ronde stip met kumkum (rood poeder) die hij tussen zijn wenkbrauwen aanbracht. De strepen wilde zijn moeder wel aanbrengen voor hem, maar tegen de stip had ze bezwaar. Deze zou het boze oog kunnen aantrekken! Voor de stip was hij daarom genoodzaakt kumkum uit de toilets pullen van zijn grote zusters te halen. Zoals Krishna boter 'stal' van de gopi's (de herderinnen van Brindavan), zo 'stal' Sathya kumkum van zijn zusters. Hoe zou hij zonder Shiva-strepen en zonder Shakti-stip herkenbaar zijn als Shiva-Shakti, bewustzijn en energie?

Sai Baba heeft nooit vlees of vis gegeten. God heeft de dieren niet geschapen om ze te laten doden door de mensen. Als kind vermeed hij altijd de plaatsen in het dorp waar varkens, schapen en kippen werden geslacht of waar vis werd gevangen. En hij hield zich ook altijd verre van keukens waar vlees werd gebraden. Wanneer hij hoorde dat zijn vader of een van de buren een kip greep om te slachten, dan ging hij erheen en nam het dier in zijn armen. Meestal werd het dier daarna toch wel geslacht, maar men voelde zich dan wat ongemakkelijk. Liefde voor dieren, ja, daar konden de dorpelingen wel begrip voor opbrengen, maar niet als het om hun maaltijd ging. Lichamelijke verlangens gingen bij de meeste mensen vóór alles. Zijn houding had wel tot gevolg dat zijn vriendjes ook bezwaar gingen maken tegen het slachten van dieren en dat de mensen uit de omgeving zijn handelen met aandacht gingen volgen. Sommigen noemden hem toen reeds Brahmajnani, een kenner van God.
Wanneer zijn ouders vlees wilden eten en verlangden dat hij dat ook zou doen, ging Sathya naar het huis van de familie Karnam. Zij waren immers Brahmanen en uit dien hoofde waren zij vegetariër en hij at dan mee van het voedsel dat Subbamma bereidde.
Later, toen hij een jaar of zes was en zijn grootvader Kondama alleen woonde in een huisje naast dat van Sathya's ouders - zijn vrouw was inmiddels overleden - ging Sathya geregeld vegetarisch koken voor hen beiden. Zij discussieerden dan vaak uitvoerig over allerlei religieuze onderwerpen en het verbaasde de grootvader niet, dat zijn kleinzoon kennelijk zeer goed thuis was in de heilige geschriften. Soms noemde hij de jongen zelfs liefkozend 'kleine goeroe'.

Niet alleen toonde Sathya mededogen met de dieren, maar uiteraard ook met de mensen. Wanneer hij een bedelaar hun huis zag naderen, rende hij snel naar huis - vaak met een hele rij vriendjes achter zich aan - om zijn moeder of zijn zusters ervan te overtuigen dat zij de man iets te eten moesten geven. Omdat hij zo aandrong, deden zij dat meestal ook wel, ofschoon zij een enkele maal een bedelaar wegstuurden. Sathya barstte dan in tranen uit en hield pas op met huilen wanneer zij de bedelaar teruggehaald hadden en hem alsnog iets hadden gegeven. Zijn moeder en zusters raakten soms geïrriteerd door de eindeloze stroom van blinden, lammen en zieken die dagelijks uit zichzelf naar hun huis kwam of door hun zoon en broer naar hun huis werd gebracht en zij beschouwden zijn handelwijze als kostbare en misplaatste liefdadigheid. 'Kijk dat kind nu toch! Hij ruïneert ons' en 'Hij denkt zeker dat hij de heer des huizes is,' werd er dan gemopperd. Nu was dat uit praktische overwegingen te begrijpen, maar wat zij niet zagen, was de eenheid van deze bedelaars met henzelf. De gehele schepping is één en dus moet je altijd helpen wanneer anderen in nood verkeren.
Zo nu en dan meende zijn moeder hem een lesje te moeten leren en zij zei dan: 'Sathya, je mag deze man voedsel geven, maar, denk erom, dan krijg jij vanmiddag niets te eten, want er is niet meer in huis!'
Sathya ging daar dan direct mee akkoord en hij weigerde die middag alle voedsel, ook al drong zijn moeder erop aan dat hij toch iets at. Natuurlijk wilde zij haar kind niets tekort doen, maar het zou in strijd geweest zijn met dharma (juist gedrag) (
3) wanneer hij dan toch iets zou hebben gegeten.
'Toen de honger van die man was gestild, was de mijne ook gestild,' zei hij dan en daarop had niemand een weerwoord.
Maakte zijn moeder zich teveel zorgen over zijn gezondheid, dan vertelde hij haar dat hij heerlijke rijstballen had gekregen van een oude man en hij liet haar aan zijn rechterhand ruiken om dat te bewijzen. Zijn hand rook dan naar ghi (geklaarde boter), melk en curd (yoghurt) en dan was zij gerustgesteld, ook al vroeg zij zich soms af wie die oude man toch wel was.

Zijn vriendjes wisten niet altijd wat zij met hem aan moesten. Vaak speelden zij met hem mee, bijvoorbeeld als hij protesteerde tegen het slachten van dieren of als hij bedelaars mee naar huis nam, maar soms kregen zij genoeg van hem en plaagden hem met het feit dat hij nooit loog tegen zijn ouders en dat hij altijd klaarstond om iedereen te helpen. Het was wel begrijpelijk dat zij niet altijd respect konden opbrengen voor hun ouders, want die gaven toch ook heel vaak het verkeerde voorbeeld. Over enkele jaren zou Sathya daar nadrukkelijk aan gaan werken. Voorlopig waren er reeds ouders van een aantal vriendjes, die hem aan hun kinderen voorhielden als voorbeeld. En dat gebeurde soms zo intensief dat zijn vriendjes hem reeds gingen beschouwen als hun goeroe.
Tijdens hun kinderspel aaide Sathya ieder dier dat op zijn weg kwam, ook al waarschuwden sommige volwassenen hem dat niet alle koeien, ossen en ezels te vertrouwen waren. Soms reageerden zijn vriendjes niet als hij de dieren aanhaalde, soms aaiden zij ze ook, maar zo nu en dan gebeurde het dat zij Sathya wilden plagen. Zij grepen dan een kip en zwaaiden die heen en weer aan haar poten, schopten een hond of draaiden de staart van een os om. Sathya werd hierover niet boos, want hij wist dat zij het deden zonder erbij na te denken. Het was niet echt hun bedoeling de dieren pijn te doen, ook al was het verkeerd.

Met Ramanavami, de viering van de geboortedag van Rama, was er in Puttaparthi altijd veel te doen. Aan het begin van de avond werd er meestal een toneelstuk opgevoerd, gebaseerd op een fragment uit de Ramayana, het epos over het leven van Rama. Sathya's inmiddels hoogbejaarde grootvader Kondama had daarin reeds talloze malen meegespeeld en hij deed dat nog steeds met groot enthousiasme. Niet alleen de inwoners van hun eigen dorp kwamen ernaar kijken, maar ook velen uit de omliggende dorpen. Puttaparthi had een goede naam op dit gebied. Later op de avond werd er een processie gehouden waarbij een grote afbeelding van Rama op een met bloemen overdekte ossenkar werd meegevoerd. Op de kar zat een priester om de bloemslingers en de kamfer van de bewoners aan te pakken. De mala's hing hij rond de afbeelding en met de brandende kamfer zwaaide hij ervóór. Toen Sathya vier jaar was, gebeurde het dat zijn vriendjes hem heel mooi aankleedden en hem op de kar onder de afbeelding van Rama neerzetten. Zo trok de stoet door het dorp en iedereen kwam naar buiten om te kijken, ook Sathya's ouders en broer en zussen. Die bleken zich juist zorgen te maken over hem, want zij hadden ontdekt dat hij ondanks het late uur niet in bed lag. Toen zij hem op de kar zagen zitten, vroegen zij aan zijn meelopende vriendjes waarom die hem op de kar hadden gezet.
'Omdat hij onze goeroe is!' zeiden ze tot verbazing van Sathya's familieleden.

 

 

  |  

 
 
 


 
 


VAHINI'S
INHOUD
BABABOOKS