Dit is een e-boek geschikte download.
Terug naar:
http://vahini.org

Ga voor de online versie naar: http://home.wanadoo.nl/sairam/index_files/sairam_files/artikels/dijk.htm

 
"Bevrijding komt niet uit de hemel vallen"
door
Wim G.J. van Dijk
(Leven en Leringen van Sai Baba)

 

(verkorte versie)
 

 

Inhoud:

 

Het ene Goddelijke beginsel werkt door drie vormen
Verschil tussen mens en Avatar
Heilige As
Sanathana Dharma - Tijdeloze Goddelijke Wet
Brahma, Vishnu, Shiva
Symboliek van het Kruis
God is in essentie vormloos
Christendom: God en de Schepping zijn twee
Volmaakt zijn - volmaakt bewustzijn - volkomen gelukzaligheid
Krishna (Hoger Zelf) - Arjuna (Lager Zelf)
De Schepping is Maya, illusie, zinsbegoocheling
Het Atma is alomtegenwoordig
Het leven een toneelstuk
De identificatie van het Ik met het lichaam
De drie Guna's
Wanneer je de doden beweend, toon je je enorme onwetendheid
Brahma-Loka
Reincarnatie: het Bijbelse gezichtspunt
Drie stadia van bewustzijn
Terugkeren naar de Bron
Jezus en Christus - Bewustzijn
 

Het ene Goddelijke beginsel werkt door drie vormen

Brahman, het Absolute, de ene God, heeft drie aspecten, die worden verpersoonlijkt door de goden Brahma, Vishnu en Shiva.
Zij vormen de Trimurti of drie-eenheid.
Brahma is hierin de schepper.
Vishnu is de beschermer of instandhouder.
Shiva is de vernietiger, de ontbindende kracht in het universum, die al wat ooit geschapen werd weer in zich opneemt.
Sai Baba heeft dit als volgt uitgelegd: 'Het ene goddelijke beginsel werkt door drie vormen, als Brahma, Vishnu en Shiva, teneinde het proces dat uitmondt in een zijnstoestand die 'srishti' (schepping) heet, op gang te brengen en te voltooien.
Deze drie zijn fundamenteel van dezelfde aard; er is geen hoger en lager; alle drie zijn even goddelijk.
In verband met de schepping is hij Brahma, met bescherming is hij Vishnu, met ontbinding is hij Shiva.
Wanneer hij afdaalt in een speciale vorm bij speciale gelegenheden voor een bepaald doel wordt hij gekend als Avatar'.
Brahma, Vishnu en Shiva hebben alle drie een metgezellin.
Dit zijn de godinnen Saraswati, Lakshmi en Parvathi.
Ieder paar bestaat nu uit twee tegenstelde polen: de mannelijke of positieve pool die bewustzijn vertegenwoordigt en de vrouwelijke of negatieve pool die energie of kracht symboliseert.
Beide polen of aspecten zijn noodzakelijk voor de bijbehorende functie (scheppen, instandhouden en ontbinden).
Het energie- of kracht-aspect noemt men Shakti.
Blijkens het voorgaande is de Shakti van Shiva dus Parvathi.
Deze laatste wordt ook wel Kali of Mahakali genoemd.
Bovendien gebruikt men vaak niet de naam van de godin, maar spreekt men gewoon over Shakti.
Sai Baba zegt hierover nog 'Jullie zijn Atma (individuele ziel), en Atma is hetzelfde als Brahman (alziel, God), maar de energiekracht die jullie voortdurend veranderde lichaam en geest instandhoudt, is Shakti.'

Verschil tussen mens en Avatar

Het verschil tussen mens, dier en zelfs Avatar is slechts in de uiterlijke vorm, het vervoermiddel.
Het inwonende Atman (de ziel) is gelijk. 'Wij allen hebben iets van God, de goddelijke vonk in ons.'
Lichaamgebondenheid verhindert ons evenwel om dat te zien. 'Ik weet, dat ik het Atman ben. Jullie geloven, dat jullie het lichaam zijn.'
En met iets andere woorden zegt Sai Baba: 'Jullie zijn allen God.
Het enige verschil is dat ik het weet en dat jullie het nog niet weten.
In diepste wezen is er geen verschil tussen God en mens.
Dat wat daarop lijkt is zinsbegoocheling.
'Ik ben in jou. Jij bent in mij. Wij zijn ondeelbaar.'

Heilige As

Met het sanskriet woord vibhuti duidt Sai Baba de as aan die Hij Materialiseert.
Oorspronkelijk betekent het echter het vermogen, de kracht, waarmee God de gehele schepping bestuurt.
Vibhuti betekent letterlijk 'Heer' en uti 'bescherming'.
Vibhuti betekent derhalve ook 'de bescherming van de mensheid door de Heer'.
Natuurlijk is het ook het symbool van de cyclus van leven en dood.
Alles wat ooit geschapen is, vergaat uiteindelijk tot as of stof en vibhuti is de symbolische herinnering aan dit eindproduct.
Vibhuti is ook een symbool van het Atma, de eeuwige, onveranderlijke ziel.
Het is dat wat overblijft, wanneer al het vergankelijke en veranderlijke is verbrand.'
As is de uiteindelijke toestand der dingen.
Zij kan geen enkele verandering meer ondergaan.
En daarmee is het een symbool van dat wat eeuwig is, het Atma, God.

'Vibhuti bezit ook een aspect van onsterfelijkheid, hetgeen het tot een geschikte offergave maakt om God mee te vereren.
Bloemen die tijdens de eredienst geofferd worden, zullen verwelken, bladeren zullen verdrogen, vruchten zullen na verloop van tijd verrotten en in water zullen zich bacteriën vermenigvuldigen wanneer men het enige tijd laat staan.
Alleen vibhuti verandert niet, aangezien het het eindresultaat is van de vijf elementen der schepping.
Het zijn onze verlangens die moeten worden teruggebracht tot as en vibhuti is het symbool van deze zelfverloochening en onthechting.'

Sanathana Dharma - Tijdeloze Goddelijke Wet

Achter de voortdurend veranderde wereld ligt de onveranderlijke, Eeuwige werkelijkheid.
Deze laatste kent geen begin en geen einde.
Zij wordt onder meer aangeduid met de benamingen Paramatma, God, het Absolute of Brahman.
Het Atma, de individuele ziel, is hetzelfde als het Paramatma.
Het doel van de mens tijdens zijn leven op aarde is het ontdekken van zijn ware identiteit en het bereiken van de eenheid met God. Dit wordt Zelfverwerkeling of Godrealisatie genoemd.

Brahma, Vishnu, Shiva

'Luister naar de oerklank Aum die zowel in jouw hart als in het hart van het universum weerklinkt.'
Aum staat voor het geluid dat ontstond bij de oerbeweging, de trilling, die werd veroorzaakt doordat de Ene zich omhulde met Maya, de schepping.

Het woord bestaat uit drie letters, eigenlijk drie klanken, en men ziet ook het cijfer 3 in het symbool.
Deze drie klanken vertegenwoordigen de drie stadia van bewustzijn: het waak-stadium (het bewuste), het droom-stadium (het onderbewuste) en het diepe slaap-stadium (het onbewuste).
In dit laatste stadium zijn de zintuigen en de geest uitgeschakeld.
De drie klanken symboliseren ook Brahma, Vishnu en Shiva, die ieder een aspect zijn van de Ene.
In en boven dit alles is het bovenbewuste, God, Brahman.
De stem hiervan is het geweten. Wanneer wij deze '3' plaatsen in een ellips (symbool voor de schepping) en een cirkel (symbool voor God), dan vormt de krul de verbinding tussen het denkbeeldige middelpunt en de cirkel.
Zo is deze krul het symbool van de geestelijke navelstreng, die de schepping verbindt met zijn oorsprong, God.
Bovenaan zien wij een maansikkel met daarboven een stip.
De maan symboliseert het denken, de geest.
De stip is de zon, symbool voor wijsheid.
Deze zon van hogere wijsheid staat boven de maansikkel van het denken en verlicht deze.
De zon van wijsheid verlicht ons verstand en met behulp van het verstand kunnen wij ons denken ontwikkelen, dat wil zeggen kunnen wij leren ons niet te richten op het vergankelijke, maar op het eeuwige in ons.

Symboliek van het Kruis

'Kruisig het ik-gevoel en laat je ego aan het kruis sterven, waardoor je met de eeuwigheid wordt begiftigd.'

De opgerichte balk van het kruis, het symbool van het christendom, vertegenwoordigt het ik, het ego.
De dwarsbalk stelt het wegkruisen van het ego voor.
Deze kruisiging van het ego gaat gepaard met lijden.
Het doel van alle religies, het enige doel van het bestaan op aarde, is de kruisiging van het ego van de mens.
Alleen wanneer dit gebeurt en de innerlijke God in ons hart regeert, kan er ware broederschap en vrede zijn.

God is in essentie vormloos

Dvaita is dualisme is dat bewustzijn waarmee je alles ervaart als afgescheiden van jezelf.
Dit is ego-bewustzijn.
God en de schepping zijn twee.
Het universum is een enorme machinerie, door God ontworpen en gehanteerd.
De mens is afgescheiden van God en zal dat ook blijven.
Opgaan in God is onmogelijk.
Door God te aanbidden trekken wij Zijn genade aan en kunnen wij in vrede leven.
Wij zijn dienaren van God en alles wat wij doen, wordt door Hem gadegeslagen.
Visishadvaita of speciaal monisme is dat bewustzijn waarmee je God en de mens ervaren als aspecten van hetzelfde.
God bestaat en de mens en het universum bestaan in Hem.
De schepping is Zijn lichaam.
De mens stelt zich ten doel op te gaan in God, de bron waaruit hij is voortgekomen.
Om dit opgaan in God uit te leggen, wordt soms het voorbeeld gebruikt van de pijl die doel treft. Wanneer de pijl doel treft wordt deze niet het doel, maar bestaat dan in het doel.
Zo is het ook als wij naar een bepaalde plaats gaan.
Wanner wij er zijn aangekomen, worden wij niet gelijk aan die plaats, worden wij die plaats niet.
Wij bestaan dan alleen in die plaats.
Bij dit monisme-tot-op-zekere-hoogte ziet de mens zich als een kind van God.
God is de liefhebbende vader die waakt over de mens.
De mens voelt zich niet afgescheiden.

Advaita of monisme is dat bewustzijn waarmee je God en de schepping ervaart als een.
Er is geen ego-besef.
Er bestaat niets behalve God.
Het woord a-dvaita betekent letterlijk 'non-dualisme', 'niet-tweeheid'.

'Het is niet mogelijk om de schepper en Zijn schepping, God en de natuur te beschouwen als afgescheiden of van elkaar verschillend. Kunnen wij zeggen, dat de golven gescheiden zijn van de zee?
Zij komen uit de zee, zijn van de zee en in de zee!
Evenzo komt de mens uit God, is van God en in God!'

God is in essentie vormloos, niet-gemanifesteerde en dus zonder eigenschappen.
Hij is Nirguna Brahman.
Hij kan echter elke vorm aannemen die Hij verkiest.
Zo ontstond maya, de schepping: de gemanifesteerde God met vorm en eigenschappen, Sagune Brahman.

De schepping is God met daaraan toegevoegd een tijdelijke naam en een tijdelijke vorm, want Hij heeft bepaald, dat alles wat geschapen is ook weer zal worden ontbonden.
Naam en vorm zijn slechts maya, illusie, want alleen God bestaat. Advaita, volkomen eenheid, is de hoogste waarheid en deze waarheid zal uiteindelijk door iedereen geaccepteerd moeten worden.
Sai Baba geeft ons de kern van de gehele Vedanta in een zin wanneer Hij zegt:
'Het Atma (de ziel), dat aanwezig is in alle levende wezens, is èèn alleen en is geen ander dan jij.'

Christendom: God en de Schepping zijn twee

Een deel van de christenen stelt op grond van bepaalde uitspraken in de bijbel, dat er een wezenlijk onderscheid is tussen God en de schepping.
Wij zijn geen God; wij zijn mensen, geschapen door God.
Zij beschouwen de gedachte, dat de mens een goddelijke vonk zou zijn als een grote zonde van de hoogmoed.
Dit is de dvaita-opvatting.
God en de schepping zijn twee.
Voor een deel van de christenen is het christendom ook de enige ware godsdienst en Jezus de enige redding.
Wederom op grond van de bijbel stellen zij bovendien, dat niet de boodschap die Jezus verkondigde de mens kan redden, maar dat alleen Zijn dood en opstanding dit konden bewerkstelligen.
Sai Baba zegt daarentegen, dat wij net als Jezus het dvaita- en het visihadvaita-stadium moeten doorlopen om het advaita-stadium te bereiken.
Het dvaita-stadium is slechts een eerste stap.
Het beeld van God dat je buiten jezelf ziet (dvaita), moet eerst in de geest worden opgenomen (visiadvaita) en dan in de ziel (advaita).
'Neem Jezus als je gids en volg Zijn voorbeeld.
Doorloop dezelfde stadia van groei van het bewustzijn waar Hij doorheen ging.'(..)
'Van geestelijke studie ging Jezus voort naar een gericht zoeken van God in de stoffelijke wereld.
Vervolgens ging Hij verder met innerlijke veraanschouwelijking en overpeinzing van God.
Ten slotte volbracht Hij het om geheel in God te verzinken en een te worden met God.'
Toen Jezus God zocht in de uiterlijke wereld noemde Hij zich een boodschapper van God.
Later besefte Hij, dat de relatie dieper ging, dat Hij een deel van God was en toen noemde Hij zich Gods zoon.
Uiteindelijk verwierf Hij de wijsheid, dat Hij en God een waren.
Dit is het advaita-stadium.

Volmaakt zijn - volmaakt bewustzijn - volkomen gelukzaligheid

Sai Baba vindt wetenschap als zodanig nodig en nuttig.
Dankzij de wetenschap kunnen wij kennis verwerven van wereldse zaken en de kennis is nodig, opdat wij deze wereldse zaken op verstandige wijze kunnen gebruiken om de uiteindelijke bestemming, God, te bereiken.
De wetenschap vergaart kennis van het universum door de menselijke ondervinding met behulp van de vijf zintuigen.
Als gevolg van de verbijsterende resultaten van de wetenschap in deze eeuw, gaan velen wetenschap echter zien als het enig belangrijke. Men meent alles te kunnen verklaren met behulp van de wetenschap. Zo dreigt het geloof in God plaats te maken voor arrogantie, trots en egoïsme.
Wat men vergeet, is dat onze zintuigen feilbaar en beperkt zijn.
Zo zeggen onze zintuigen ons in eerste instantie, dat het universum stabiel is.
De vastheid van materie is echter illusie; alles is in beweging en levend.
Alle materie bestaat uit atomen en bestaan deze weer uit elektronen, protonen en neutronen en waarschijnlijk bestaan de weer uit nog kleinere elementen.
Zo is alles voortdurend in beweging.
Het uiteindelijk wezen van alle materie is energie, een feit, dat inmiddels ook door de wetenschap wordt erkend.
'De energie die de meest elementaire en fijne deeltjes van de materie met elkaar verbindt is goddelijk.
De plaats van elk van deze energiedeeltjes is volstrekt nauwkeurig en kan door niemand gewijzigd worden.
Iedere scheiding of samenvoeging zou het niet bestaan van de schepping betekenen.
Deze goddelijke energie is God.'
'Deze meest fijne deeltjes die door energie met elkaar zijn, verkeren in een toestand van rust en eenheid.'

Sai Baba heeft verscheidene malen een poging ondernomen om ons denken over de vormloze God een bepaalde richting te geven.
Zo heeft Hij b.v. ook gezegd: 'Het atoom: niets is er dat er niet uit gemaakt is.
Atomen zijn actief en levendig, nooit zonder beweging.
Het hele universum is in beweging door de atomen. Waar komt deze energie vandaan?
De fundamentele energie is Shakti (het energie- of kracht-aspect van God).
Uit deze fundamentele energie komt alles voort.
Waar komt deze atoom-kracht vandaan? Het is de Goddelijke kracht.'

Sai Baba noemt deze energie ook liefde en Hij zegt dan:

'Liefde is God, God is liefde.'

Liefde kan niet door de wetenschap worden verklaard; je kunt het alleen ervaren.
God is in wezen Nirguna Brahman, vormloos en zonder hoedanigheden.
Hij is alomtegenwoordig en dus is Hij ook in ieder mens aanwezig.

'Het is onnodig jezelf uit te putten met naar God te zoeken. Zoals boter is in melk, zoals het kuiken is in het ei, zo is Hij in elk atoom van de schepping.
Hij komt niet ergens vandaan of gaat niet ergens heen.
Hij is hier, daar, overal.'

Kun je God beschrijven?
Velen kennen God allerlei eigenschappen toe, maar dat zijn slechts gissingen, vaak gebaseerd op eigen voorkeuren.
Wie kan bewijzen dat God zus of zo is?
God heeft geen eigenschappen.
Hij is onzichtbaar en vormloos, maar toch doordringt Hij alles.
Hij ziet en hoort alles, maar Hij heeft geen zintuigen zoals de mens. Hij heeft geen wensen, geen verlangens, want Hij is reeds alles en Hij kent geen activiteit, want activiteit komt voor uit verlangens, maar toch is Hij de schepper, instandhouder en vernietiger van alle vormen.
Hij is de motivator van elk deeltje van het universum.
Wij noemen hem God, Paramatma, Brahman, het Absolute, maar dit zijn alle slechts woorden voor dat wat wij niet kunnen begrijpen.
Zijn aard is sat-chit-ananda (volmaakt zijn, volmaakt bewustzijn, volkomen gelukzaligheid) en wij verheerlijken hem als alomtegenwoordig, alwetend en almachtig.
Maar begrijpen kunnen wij Hem niet.
Het is onmogelijk het bovenmenselijke te brengen binnen de beperkingen van het menselijk voorstellingsvermogen.

'Jullie wereldse intelligentie kan de wegen van God niet doorgronden. Hij kan niet herkend worden door louter handigheid, waar jullie intelligentie grotendeels op neerkomt.
Je kunt van God voordeel hebben, maar je kunt Hem niet verklaren.'

Wat er ook gebeurt, aanvaardt het als Zijn werk, Zijn wil.
Immers wie ben jij, dat je kunt oordelen over de juistheid en de waarde ervan?
Je kunt Hem pas begrijpen wanneer je niet langer in onwetendheid verkeert, dat wil zeggen wanneer je zelf het doel bereikt.

'Als je eenmaal ontdekt wie jij bent, dan is het niet nodig te weten wie God is, want beide zijn dezelfde.'

Op menselijk niveau is er bij alle denken, spreken en handelen sprake van oorzaak en gevolg.
God is echter de eerste oorzaak die zelf geen oorzaak en dus geen begin had.
'Het goddelijk wezen, dat geen naam en vorm en eigenschappen heeft, dat oneindig is, zonder vreugde of verdriet en zonder beperkingen, dat eeuwig is en diens aard sat-chit-ananda is,...'

God is de realisatie achter de vergankelijke vorm, maar wanneer wij over God denken, hebben wij behoefte aan ons daarbij een vorm en een naam voor te stellen, beide elementen van maya, illusie.

Sai Baba noemt het echter heel natuurlijk en passend, dat wij God in een menselijke vorm voorstellen.

'Hoezeer men dat ook moge proberen, de mens kan zich God niet anders voorstellen dan in de menselijke vorm.'

Natuurlijk moet men ernaar streven van God te zien in de hele schepping, maar de mens kan nooit de echte 'vorm' van God benaderen. Het is daarom passend om Sauna Brahman, God met vorm, te vereren en daarvoor kiest men dan vaak de naam en de vorm van een Avatar of een goddelijke boodschapper.
Pas wanneer de identificatie met het lichaam verdwenen is, is men in staat Nirguna Brahman, de vormloze God, te vereren.

Krishna (Hoger Zelf) - Arjuna (Lager Zelf)

De Bhagava Gita gaat het om de strijd tussen goed en kwaad, vertegenwoordigd door de Pandava-broers en de Kaurava-broers.

De Pandava's worden door God, belichaamd in Krishna, naar de overwinning geleid in de grote Mahabharata-veldslag, die plaatsvond in het jaar 3138 voor Chr.
In het innerlijk van ieder mens vindt de plaats tussen de goede en de slechte eigenschappen, tussen de sattwische guna (harmonie) enerzijds de rajasische (rusteloze activiteit, hartstocht) en de tamische guna (passiviteit, onwetendheid) anderzijds.
En ook in het innerlijk van ieder mens moeten de Kaurava's met Gods hulp worden overwonnen door de Pandava's.
Pandu (=jnana, wijsheid) en zijn blinde broer Dhritarashtra (=ajnana, onwetendheid) behoren tot het geslacht Kuru.
Koning Pandu heeft vijf (door God geschonken) zonen (=goede eigenschappen); een van hen is Arjuna. Dhritarashtra heeft 100 (uit de aarde geboren) zonen (=menselijke ondeugden); een van hen is Duryodhana.
Na de vroege dood van Pandu neemt zijn broer het koningschap waar. Tevens neemt hij de opvoeding van zijn vijf neven, de Pandava's, op zich.
Wanneer zij volwassen geworden zijn, achten de zoons van Pandu de tijd gekomen om de troon van het huis Huru te bestijgen.
De zonen van Dhritaraschtra, de Kaurava's, zijn echter niet bereid de troon op te geven.
Met name Duryodhana, die al menige poging heeft gedaan zijn neven te doden, wil de macht in handen houden.
Tijdens een dobbelspel verliezen de Pandava's eerst al hun bezittingen aan de Kaurava's en tenslotte leidt hun verlies er zelfs toe, dat zij dertien jaar in ballingschap moeten gaan.
Wanneer deze periode van ballingschap voorbij is, eisen de Pandava's wederom de troon op.
Ook nu weigeren de Kaurava's deze af te staan en dan worden er voorbereidingen getroffen voor een massale gewapende strijd. Talloze verwante en bevriende prinsen en vorsten worden erbij betrokken.
De veldslag zal plaats hebben op de vlakte genaamd Kurukshetra. Krishna, de koning van Dwaraka en zwager van Arjuna, vraagt voor het begin van de strijd aan de aanvoerders van beide legers welke hulp Hij hun kan geven.
Arjuna kiest voor de hulp van Krishna, alleen en ongewapend. Duryodhana kiest de hulp van Krishna's leger.
Voor de strijd een aanvang neemt, stuurt Krishna de strijdwagen naar het midden van de vlakte.
Daar staande tussen de twee legers om de situatie goed te kunnen overzien, raakt Arjuna een in geestelijke crisis.
Dan volgt het beroemde tweegesprek tussen de boogschutter Arjuna en Krishna, die optreedt als zijn wagenmenner, over de zin van het bestaan en de weg naar bevrijding, een dialoog die bekend is onder de naam Bhagavad Gita.
Aan het einde van dit tweegesprek is Arjuna bevrijd van alle twijfel en hij laat zich leiden door Krishna bij het doen van zijn plicht.
Dan volgt de achttien dagen durende strijd tussen de Pandava's en de Kaurava's, een strijd waarin tienduizenden doden vallen, maar waarin Krishna de Pandava's uiteindelijk naar de overwinning voert.

Staande tussen de twee legers overziet Atjuna de situatie en hij ziet zijn familie en zijn vrienden die tegenover elkaar staan opgesteld.
Een gevoel van wanhoop overvalt hem en hij vraagt zich af wat de zin is van een strijd tegen zijn eigen familie en vrienden.

De dialoog tussen Krishna en Arjuna die dan volgt telt totaal 700 verzen, verdeeld over achttien hoofdstukken.
Het is echter de kern van de kern van de hele Mahabharata.
De Mahabharata bevat breed uitgesponnen, meeslepende vertellingen en eindeloze geslachtsregisters met als rode draad door de leer van Dharma.
In deze 700 verzen, die bekend zijn geworden onder de naam Bhagavad Gita (Het lied van de Heer) vinden wij de hele goddelijke leer, maar dat ontdaan van de verhalende context.
Sai Baba zegt dan ook, dat de Bhagavad Gita essentieel is voor allen mensen waar ook ter wereld.

Vanuit Arjuna's innerlijk conflict ontstaat de dialoog tussen Krishna en Arjuna.
Arjuna's wanhoop en onvermogen om te handelen staan voor die van de mensheid die leeft in onwetendheid. Krishna is het Paratma (God, de alziel), Arjuna het Jivatma (de individuele ziel).
Krishna, de wagenmenner, houdt de teugels van de strijdwagen (=symbool van het lichaam) stevig in handen.
Hij is de goeroe die Zijn leerling Arjuna onderricht over de zin van het menselijk bestaan.

Hij spreekt over God, de ziel, de natuur, de tijd, over wedergeboorte en vooral ook over de manier waarop de mens de eenwording met God kan bereiken.
Hij zegt tegen Arjuna, dat de zijn plicht als strijder moet doen zonder klacht.
Door het kwaad te bestrijden zonder te denken aan zege of nederlaag blijft hij vrij van zonde.
De mens moet alles wat hij denkt, zegt of doet opdragen aan God en afzien van de vruchten van zijn daden.
Zo zal hij worden bevrijd uit de kringloop van geboorte en dood.
De Gita bevat de essentie van Krishna's leringen.
Iedereen kan in zijn dagelijks leven deze leringen navolgen en zo tot Zelfverwerkeling bereiken.

De Schepping is Maya, illusie, zinsbegoocheling

'Er was niemand om te weten wie ik ben, tot ik het universum schiep naar mijn verkiezing met een woord.
Onmiddellijk werden hemel en aarde gevormd, verrezen bergen, begonnen rivieren te stromen, kwamen zon, maan en sterren uit het niets te voorschijn om mijn bestaan te bewijzen.
Alle levensvormen ontstonden planten, dieren en de mens.
Verscheidene bevoegdheden werden hun geschonken binnen mijn ordening. De eerste plaats werd geschonken aan de mens en mijn kennis werd in zijn geest geplaatst.'
Maar wat was er dan voordat alles geschapen werd?
'Het ik-beginsel is overal aanwezig.
Het is begonnen met het goddelijk Zelf.
Het eerste woord was Aham (ik).
Zelfs het pranava (het geluid OM) kwam na Aham.
Voordat alles geschapen werd, bestond alleen Aham.
Dat Aham werd een veelheid.
Alleen hij die beseft dat zijn eigen ik een eenheid vormt met het kosmische Aham, kent zijn werkelijkheid.'
God is de eerste oorzaak die zelf geen oorzaak had.
Hij kent geen activiteit, want activiteit komt voort uit verlangen en God kent geen verlangen.
De schepping komt dan ook niet voor uit verlangen.
Heeft de schepping wel een oorzaak?.
'De schepping is voortgekomen uit God in wie geen begeren is.
Het is een spontane openbaring die het menselijk begrip te boven gaat'.
'God is er niet op uit voordeel te behalen en behoeft helemaal geen kosmos te ontwerpen.
Hij heeft alles, Hij is alles, Hij speelt zonder beweegredenen en ongebonden, zomaar uit pure levendigheid.'
God besluit om te 'worden' in plaats van alleen maar te 'zijn'.
'Maar ondanks dit 'worden', dat slechts een illusie is die veelvormigheid oplegt aan het Ene Wezen, blijft het Ene Wezen een.
Die vele vormen zijn noch echt noch onecht. Zij zijn betrekkelijk echt, tijdelijk echt, voor praktische doeleinden echt.'
'De kosmische illusie is een component van de Ene en door de nadruk op die component, veranderde de Ene zich in de velen.'
'De schepping is slechts maya, illusie, zinsbegoocheling.
Er vond geen verandering in God plaats, toen Hij het universum schiep. God is een en een alleen.
Door zijn vermogen om dat wat werkelijk is te verbergen achter het onwerkelijke laat maya de ene en de enige Brahman (het Paraatma) verschijnen als God, mens en universum, drie waar er slechts een is.
Het vermogen van maya is latent, maar wanneer het zich openbaart, neemt het de vorm aan van gedachten.
Dus is de hele uiterlijke wereld slechts een voortbrengsel van de geest.
Sai Baba heeft de schepping ook omschreven als een daad van liefde.
'Jullie zijn mijn vorm, allemaal.
Wanneer ik van jullie houd, houd ik van mijzelf.
Wanneer jullie van jezelf houden, houden jullie van mij.
Ik heb mijzelf van mijzelf afgescheiden, opdat ik van mijzelf kan houden.'
De Ene werd velen, opdat Hij de liefde en gelukzaligheid kon schenken. Allen door middel van de schepping kon God zich openbaren.
'Het menselijk lichaam is een noodzaak, omdat het in staat is de ongeziene God te onthullen.'

Het Atma is alomtegenwoordig

'De tijd is de openbaring van de macht van God.
De tijd heeft daarom geen meetbaar begin of einde.
'Wanneer Sai Baba het tijdsbegrip in verband met de schepping hanteert, dan doet Hij dat alleen maar omdat wij het anders niet kunnen begrijpen.
Tijd wordt gemeten met behulp van de zintuigen en daarom bestaat tijd alleen maar tijdens het leven, het lichamelijk bewustzijn.
Daarbuiten zijn verleden, heden en toekomst hetzelfde.
De pogingen van de wetenschappers om de oorsprong van het universum te ontdekken zijn op grond hiervan dan ook vruchteloos.
Het tijdstip waarop de schepping aanving, is niet vast te stellen.
'De kosmos of schepping is onbegrensd, eeuwig en kent begin noch einde.'
'Net als onze eigen schaduw ons altijd zal vergezellen en niet van ons zal wijken, zo zal ook maya God altijd vergezellen en niet van Hem wijken.
'God is èèn en èèn alleen; de schepping is slechts illusie.
Hoe moeten wij nu de verhouding zien tussen het Paratma (God, de universele ziel) en het Atma of Jivatma (de individuele ziel)?
De individuele ziel en de allerhoogste ziel zijn èèn en ondeelbaar.'
'Ik ben jij. Jij bent mij. Allen èèn. Allen God.'
'Wij spreken meestal van Jiva of Jivatma wanneer wij doelen op de ziel in het algemeen of meer speciaal wanneer wij doelen op de ziel in haar ego-aspect, die zich onbewust is van haar goddelijkheid en zich afgescheiden voelt.
Om de relatie tussen de mens en God uit te leggen, gebruikt Sai Baba vaak het voorbeeld van de golven en de oceaan.
'De golven aan de oppervlakte van een oceaan leiden geen onafhankelijk bestaan.
Zij kunnen niet bestaan als er geen oceaan is, maar de oceaan zal blijven bestaan als er geen golven zijn.
De golven zijn voor hun eigen bestaan afhankelijk van het bestaan van de oceaan, maar de oceaan is onafhankelijk van de golven.
Je moet dit goed begrijpen.
Nu kan een golf zeggen: 'Ik behoor toe', omdat zij niet zonder de oceaan kan bestaan.
De oceaan zal echter nooit zeggen: 'Ik behoor jou toe', omdat hij kan bestaan zonder de golven.
Daarom is het voor een devote passend om tegen Swami te zeggen: 'U bent van mij', want de Heer kan onafhankelijk van de devotie bestaan. De individuen zijn als de golven en de Heer is te vergelijken met de oceaan.'
Een devotie zou alleen tegen Sai Baba kunnen zeggen, dat Sai Baba van hem is, wanneer Sai Baba afgescheiden van de devotie zou zijn.
Er is echter een onverbrekelijke eenheid.
De vergelijking van de golven en de oceaan heeft nog een ander aspect. Aan de oppervlakte van de oceaan rollen de golven onophoudelijk.
Zij zijn altijd in beweging.
In de diepte van de oceaan heerst echter eeuwige rust.
De schepping is slechts illusie.
Toch kun je niet zeggen, dat zij onecht is; het is geen bedrog.
Je kunt beter zeggen, dat de schepping met God een geheel vormt.
God is er altijd geweest en Hij zal ook altijd zijn.
Hij kan geen enkele verandering ondergaan.
Het veranderlijke, de schepping, is slechts begoocheling, dat wil zeggen het onvermogen van de onwetende mens om de werkelijke aard van alles te zien.
De oorzaak hiervan is ego, de vereenzelviging met het lichaam.'
Het is een feit, dat ieder menselijk wezen kan worden verdeeld in twee samenstellende delen.
Het ene is het lichaam, het andere is het Atma.
Honger, dorst, slaap, werk enz. zijn hoedanigheden die voortkomen uit het lichaam.
Waarheid, verdraagzaamheid, medeleven, liefde en dergelijke hoedanigheden komen voort uit iemands Atma. 'Het lichaam is onderhevig aan het verval en dood. Het Atma kent geboorte noch dood.
Atma is een en eeuwig, maar de belichaamde vormen waarin het zich manifesteert zijn legio.
Deze vormen hebben een betrekkelijke en geen absolute waarde. Niettemin geldt voor de mens natuurlijk wel, dat hij de natuur moet leren kennen en moet ervaren als een dagelijks weerkerende bestaansnoodzaak.
Het Atma, de ziel, het Zelf, is niet iets dat je je kunt voorstellen en het is onmogelijk om er een beschrijving van te geven. 'Het Atma is niet deze vijf zintuigen, noch het intellect, noch de vijf levensstromen, noch de levenskracht.
Het kan alleen beschreven worden door wat het niet is, niet door wat het is.'
De mens is naïef wanneer hij denkt, dat het Atma in het lichaam woont. De waarheid is dat het lichaam, de geest en de gehele kosmos in Atma zijn.
Het Atma kan zich niet in iets anders bevinden.
Het is het Alles.' (...) 'Het Atma is alomtegenwoordig.
Denk niet, dat het alleen gevonden wordt in mensen die tot bepaalde kasten behoren of die een bepaalde huidskleur of een bepaald geloof hebben, of dat het omvangrijk is in dikke mensen of schitterend in rijke mensen.
Het is consequent sat-chit-ananda (zijn, bewustzijn, gelukzaligheid) in iedereen.'
'Het Atma wordt niet geboren, sterft niet en je kunt ook niet zeggen dat het zich verspreidt of groeit of verzwakt.
Het heeft geen geschiedenis.
Het is, dat is alles wat erover gezegd kan worden.
Het is eeuwige intelligentie, eeuwige gelukzaligheid.'
'Het Atma wordt door niets beïnvloedt en bewogen.
Het gaat aan alles voorbij en is zonder emoties of handelen.
Je moet er niet aan twijfelen of het onbegrensd is of niet.
Het is, en gaat de drie beperkingen ruimte, tijd en oorzakelijkheid te boven.'

Het leven een toneelstuk

'Je bent voor niets in deze wereld gekomen, wanneer je niet weet waar je vandaan bent gekomen en waar je naar toe moet.'
Verspil je leven dus niet en zet die eerste stap.
'Wie ben je? Het Atma.
Waar kom je vandaan? Van het Atma.
Waar ga je naar toe? Naar het Atma zelf.

Hoe lang kun je hier blijven? Tot je opgaat in het Atma.
Waar ben je nu? In het onwerkelijke, het altijd veranderende.
In wat voor vorm? Als Anatma (niet-Atma).
Waar ben je mee bezig? Met voorbijgaande zaken.
Wat moet je derhalve hierna doen? Deze drie opgeven en de volgende drie aanpakken, namelijk het binnengaan van het eeuwige, het bezig zijn met nooit veranderende zaken en het scheppen van vreugde in de gelukzaligheid van het Atma.'
Ontdek dat de wereld illusie is en het leven een toneelstuk. Hecht je niet te veel aan het decor en aan je rol.
'Besef dat het allemaal een fantasie, een spel, een pantomime is.
Gebruik de wereld als een instrument, als een oefenterrein voor dienstverlening, opoffering en het verwerven van bevrijding.
Ga een beetje terzijde staan en sla zowel het spel gade als de regisseur die het voor het voetlicht brengt.'
Onwetendheid kan alleen genezen worden door kennis, innerlijk weten. Word je er daarom van bewust, dat je niet het lichaam, de zintuigen, de geest en de intelligentie bent.
De lichamelijke behuizing is het werktuig, dat je tijdelijk hebt gekregen om het doel te bereiken.
Het Atma gebruikt de geest om contact met het lichaam te onderhouden en het lichaam gebruikt de zintuigen voor het contact met de uiterlijke wereld'.

De identificatie van het Ik met het lichaam

Dvaita of dualisme is het bewustzijn, waarmee je alles ervaart als afgescheiden van jezelf.
Dit is ego-bewustzijn.
'De jiva (het individu) heeft de tweevoudige ervaring van goed en slecht.
De Heer kent helemaal geen dualiteit.
Wanneer alles God is, wanneer God het innerlijke Atma in alles is, hoe kunnen er dan twee ervaringen zijn, goede en slechte?'
De wereld is het middel om het doel te bereiken.
Het middel is vergankelijk, het doel is eeuwig.
Zodra het doel is bereikt, is alles een.
Het gevolg van maya is onwetendheid, de identificatie van het Zelf met het lichaam.
Lichaambewustzijn, vereenzelviging met het ego, is de oorzaak van alle problemen.
Ego laat verscheidenheid zien, waar eigenlijk slechts eenheid is.
'Liefde voor het lichaam, gehechtheid aan allerlei bezittingen, egoïsme dat de tweespalt tussen 'jij' en 'ik' voortbrengt, de banden die ontstaan tussen de man en zijn vrouw, kinderen en bezit, - al deze zijn gevolgen van de eerste illusie, maya.'
De wereld zoals wij die waarnemen, komt voort uit onszelf.
Hierop is slechts een uitzondering.
'Er is een ding dat in de mens binnenkomt van buitenaf.
Dat ding is het ego, dat gevormd wordt door je te hechten aan uiterlijke objecten.'
Deze gehechtheid aan het veranderlijke en tijdelijke leidt er toe, dat iedere daad zal worden verricht uit eigenbelang.
Er lijkt immers een verschil te bestaan tussen 'ik' en 'jij' en dus tussen het eigenbelang en het belang van anderen.
Ego zegt, dat eigenbelang voorgaat, want het beschouwt zichzelf als beter en belangrijker dan de rest.
En waartoe leidt dit alles?
'Begeerte leidt tot het haten van degenen die haar dwarsbomen, genegenheid voor degenen die haar voeden en het onontkoombare rad van de tegenstelling tussen sympathie en antipathie.
In de 5.000 jaar van de menselijke geschiedenis hebben 15.000 oorlogen haar bladzijden met bloed doordrenkt.'

De drie Guna's

De individuele ziel wordt gebonden door ego-verlangen.
Deze binding kent drie aspecten, die alle drie een uitwerking van maya zijn.
Guna betekent letterlijk 'touw'.
De guna's zijn de drie basiseigenschappen die het menselijk gedrag bepalen.
Zij zijn de oorzaak van verscheidenheid in de objectieve wereld.
Zij worden sattwa, rajas, en tamas genoemd.
Sattwa, de sattwische guna, is de gelijkmoedige, harmonische, evenwichtige, tevreden gesteldheid.
Deze maakt de mens tot een zoeker naar wijsheid.
Zij zal hem uiteindelijk tot God leiden.
Rajas, de rajasiche guna, is de rusteloze, actieve, hartstochtelijke gesteldheid.
Deze doet de mens streven naar wereldse overwinningen en kortstondige rijkdom en roem. Zij doet de mens er naar verlangen om eeuwig te blijven bestaan in een lichaam.
Tamas, de tamasiche guna, is de trage, luie, afgestompte, passieve gesteldheid.
Deze brengt de mens tot het zoeken naar de snelste en gemakkelijkste manier van gelukkig leven.
Zij doet hem streven naar zintuiglijk plezier.
Tamas is onwetendheid, die de wereld eeuwig en begeerlijk doet lijken.

Wanneer je de doden beweent, toon je je enorme onwetendheid

Voordat je lichaam ontstond, was jij er al en nadat je lichaam is verdwenen, ben jij er nog steeds.
Jij bent het eeuwige, onveranderlijke Atma.
Voor een lichaam is de dood heel natuurlijk; het is goed noch slecht. Wanneer je je daarvan voortdurend bewust bent, zul je ook niet treuren wanneer het lichaam van een geliefd persoon je ontvalt.
'Wanneer je de doden beweent, maak je alleen je enorme onwetendheid bekend.'
Een mens bestaat uit lichaam, geest en ziel.
Als je sterft valt het lichaam uiteen.
De ziel blijft eeuwig onveranderd.
De geest wordt gevormd door gedachten en deze kunnen je ook na je dood aan de wereld binden.
'Dood zijn is een toestand die erg veel lijkt op slapen.
Het individu dankt zijn lichaam af als een oud en versleten kledingstuk.
Alleen het lichaam sterft.
Daar de geest geen fysieke vorm heeft, sterft hij niet samen met het lichaam en gaat de activiteit van gedachten zelfs na de dood van het lichaam door.
De stroom van gedachten is de geest.'

Brahma-Loka

Brahma-loka is het gebied van Brahman of God.
In deze toestand ben je volledig bewust van je werkelijkheid; je hebt moksha bereikt, de hemel.
Alleen wanneer de individuele ziel moksha bereikt heeft, zal zij surya-loka, het gebied van wijsheid, bereiken en vandaar zal zij Brahma-loka bereiken, dus opgaan in gelukzaligheid, in God.
'Wij kunnen niet denken zonder woorden.
Woorden vormen de volstrekt noodzakelijke bouwstof voor gedachten. Wanneer het individu het lichaam opgeeft, gaan de woorden de geest binnen, de geest gaat de prana of levenskracht binnen en de prana gaat op in het Atma.
Wanneer het Atma (geïndividualiseerd in het lichaam) zichzelf bevrijdt, ijlt het naar de surya-loka, het gebied van het zonne-principe, de surya.
Daarvandaan bereikt het het gebied van Brahma, de brahma-loka.
Wanneer het geïndividualiseerde Atma of het Jivatma dat gebied heeft bereikt, heeft het niets meer te maken met prakriti (de schepping). Het zal daar zijn tot het einde der tijden.
Het zal onbeperkte vreugde ervaren.'

Reincarnatie: het Bijbelse gezichtspunt

Ofschoon dit niet bij iedereen bekend is, staan er ook in de bijbel verscheidene teksten die betrekking hebben op karma en/of reïncarnatie.
Hier volgen drie voorbeelden daarvan, genomen uit de evangeliën van Mattheus en Johannes.
Uit deze voorbeelden blijkt, dat reïncarnatie voor velen in Israël een vanzelfsprekende zaak was en dat ook Jezus en de apostelen erin geloofden.
In Johannes 3:3-8 voert Jezus een gesprek met Nikodemus, dat eigenlijk geen verdere uitleg nodig heeft.
Hier volgt de tekst uit de Groot Nieuws Bijbel.
'Ik zeg u de waarheid,' zei Jezus, 'niemand kan zo maar het koninkrijk van God zien; eerst moet hij opnieuw geboren worden.'
Nikodemus vroeg: 'Hoe kan iemand die al oud is, opnieuw geboren worden ?
Moet hij soms terugkeren in de schoot van zijn moeder om voor de tweede maal geboren te worden ?'
'Geloof mij,' antwoordde Jezus, 'Niemand kan het koninkrijk van God binnenkomen, als hij niet geboren wordt uit water en Geest.
Een mens brengt menselijk leven voort, maar de Geest goddelijk leven. Over mijn woorden: U moet opnieuw geboren worden hoeft u dus niet verbaasd te zijn.
De wind waait waarheen hij wil.
Je hoort hem wel suizen, maar je weet niet waar hij vandaan komt of waar hij heen gaat.
Zo is het ook met iedereen die geboren is uit de Geest.'
Johannes 9:1-3 geeft een duidelijk voorbeeld van het geloof in karma uit een vorig leven en dus ook van reïncarnatie.
'In het voorbijgaan zag hij een man die vanaf zijn geboorte blind was. 'Rabbi,' vroegen zijn leerlingen hem, 'waarom is hij blind geboren? Om zijn eigen zonden of om die van zijn ouders?'
'Zijn blindheid heeft niets te maken met zijn eigen zonden of die van zijn ouders', antwoordde Jezus.
'Hij is blind omdat men in hem de macht van God aan het werk moet kunnen zien.'
'Uit de vraag van de apostelen blijkt, dat zij slechts twee mogelijkheden zagen voor de blindheid van de betreffende man.
Of hij had gezondigd voor hij geboren werd, hetgeen betekent dat hij al eerder had geleefd, of zijn ouders waren schuldig geweest aan een of andere overtreding.
Dat de discipelen hier zo gemakkelijk over spraken lijkt erop te duiden, dat karma en reincarnatie algemeen geaccepteerd waren onder de joden in die tijd.
Jezus wijst deze gedachte van Zijn leerlingen niet onmiddellijk als absurd van de hand, terwijl Hij hier toch de kans kreeg om reïncarnatie te veroordelen, wanneer Hij van mening was dat deze leer onwaar was.
Nee Jezus accepteert deze opvatting als de gewoonste zaak van de wereld, maar Hij geeft voor de blindheid van deze man een bijzondere verklaring.
Hij zegt namelijk, dat deze man zo bezocht is, omdat hij bestemd is om door middel van Christus op wonderbaarlijke wijze genezen te worden en zo de macht van God te openbaren.
Het derde voorbeeld heeft betrekking op de terugkeer van de profeet Lei.
Deze heeft waarschijnlijk in de negende eeuw voor Chr. geleefd.
Vier eeuwen later vermeldde de profeet Malachiet in de laatste regels van het oude testament de belofte van God, dat Hij de profeet Lei zou zenden voor de Heer zou komen. (Malaechi) 3:23.
In de meeste bijbels is dit echter (Malaechi 4:5).
Een teken van de komst van de Messias zou dus zijn de wederkomst van Elia.
In het evangelie van Mattheus lezen wij, dat de mensen zich afvragen wie Jezus nu eigenlijk is.
'In de omgeving van Caesarea Filippi gekomen, vroeg Jezus zijn leerlingen: 'Voor wie houden ze de Mensenzoon eigenlijk?'

'Sommige mensen zeggen dat U Johannes de Doper bent,' antwoordde ze, 'anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.' (Mattheus 16:13-14).
Jezus zelf zegt echter in Mattheus 11:13-14, dat Johannes de Doper Elia is.
Ook in Mattheus 17:10-13 zegt Jezus, dat Elia reeds gekomen is, maar dat men hem niet herkend heeft.
'Toen begrepen de leerlingen dat hij Johannes de Doper had bedoeld.'
In deze teksten bevestigt Jezus dus de leer van reïncarnatie.
Wanneer men Johannes de Doper echter vraagt of hij Elia is, ontkent deze dat. (Johannes 1:21-23).
De verklaring hiervan is, dat Johannes inderdaad niet wist dat hij Elia was.
Wij kennen onze vorige levens niet en dus wist ook Johannes niet dat hij eens als Elia op aarde had geleefd.
Jezus wist dit vanzelfsprekend wel.
Ondanks het feit, dat karma en reïncarnatie dus in de bijbel voorkomen en door Jezus werden geaccepteerd, maken zij toch geen deel uit van het huidige christelijke gedachtegoed.
De leer van reïncarnatie en daarmee ook die van karma werd ketters verklaard en uit de christelijke theologie verwijderd op het Tweede Concilie van Constantinopel in 553 na Chr.
Het geloof in reïncarnatie leidt ertoe, dat men zich in staat voelt zonder de gevestigde instellingen de christelijke weg te kunnen bewandelen.
Het individu is zich ervan bewust, dat zijn bestemming zijn eigen zaak is, zijn eigen keuze.
De kerk kan hem helpen bij het bereiken van het doel van zijn leven, maar dat is niet noodzakelijk.
Deze opvatting brengt dus een aanzienlijk beperking met zich mee van de macht van de kerkelijke leiders.
Verder waren de kerkelijke autoriteiten van mening, dat er een zekere dwang moest zijn om de mensen te weerhouden van zonde.
Reïncarnatie kan een reden zijn om je verlossing maar voor je uit te schuiven naar een volgend leven.
Het besluit van de kerk om reïncarnatie te verwijderen uit de christelijke theologie heeft ertoe geleid, dat vele geschriften die niet pasten in de leer in opdracht van de kerk werden vernietigd.
De huidige bijbel bevat slechts een klein gedeelte van de teksten over Jezus die ooit hebben bestaan.
De kerk is er niet in geslaagd alle ongewenste teksten te vernietigen. Zo werd er in 1945 in Egypte een groot aantal manuscripten gevonden, waarvan sommige dateerden uit de tijd dat ook de evangeliën zelf werden geschreven.
Hieronder bevonden zich het Evangelie van Thomas, het Evangelie van Philippus, het Geheime Boek van Thomas, de Apocalyps van Petrus en nog vele andere teksten die betrekking hebben op het leven en de leringen van Jezus.
Hopelijk zullen deze teksten de mening van de christelijke kerk over karma en reïncarnatie nog eens wijzigen.

Drie stadia van bewustzijn

Om of Aum staat voor het geluid, dat ontstond bij de oerbeweging, de trilling, die werd veroorzaakt doordat de Ene zich omhulde met maya, de schepping.
Daarmee is het ook de naam van God.
'Van alle mantra's is het pranava (het geluid van Om) de hoogste en de beste.'
Het woord Om bestaat uit drie klanken en Omkar (het gezongen Om) is het samensmelten van deze drie klanken.
De A begint zachtjes vanuit de keel.
De U (uitspraak: OE) komt uit de mond en de klank neemt toe in volume. De 'M' wordt gevormd door de lippen, terwijl het volume weer afneemt tot de stilte volgt.
Het zingen van deze drie klanken moet zo langzaam mogelijk in een adem gebeuren; je moet dus niet tussendoor inademen.
De drie klanken vertegenwoordigen de drie stadia van bewustzijn: het waak-bewustzijn (het bewuste), het droom-stadium (het onderbewuste) en het diepe slaap-stadium (het onbewuste).
Na deze drie stadia volgt het vierde stadium, namelijk dat van verhoogd bewustzijn (het bovenbewuste), dat de stilte, de innerlijke vrede in zich heeft.
Nadat het Om op de tong heeft geklonken, moet het in de geest klinken.
Daarom moet er na het Omkar een stilte volgen, waarin men kan genieten van de vrede van het Atma.
Mocht het Omkar niet zo volmaakt klinken, dan hoeft men daar niet zo zwaar aan te tillen.
Belangrijker is, dat het met liefde wordt bezongen.
'De christenen zeggen iedere dag in hun gebeden "Amen".
Dit is alleen maar een andere naam van Aum.'
'De adem zegt altijd Sohum.
Je doet het door 'So' te zeggen bij iedere inademing en 'hum' bij de uitademing.
Zeg het in gedachten.
Het heeft tot doel de geest geconcentreerd en rustig te houden.
Na een poosje gaat het automatisch.'
Sohum of Soham is het natuurlijke geluid van de ademhaling door de neusopeningen.
Het is dus geen woord uit een bepaalde taal.
Het is de klank van de adem zelf.
Sohum heeft dan ook geen bijbehorende vorm.
So betekent "Hem", dat is God, en hum en ham komt van aham en betekent 'ik'.
Gedurende 24 uur per dag herhaalt onze ademhaling Sooo ... Hummm, Hem ben ik, ik ben God.
Onze ademhaling verkondigt dus de hele dag door de waarheid omtrent onze werkelijke aard.
Wanneer je je dat realiseert tijdens je dagelijkse bezigheden, worden je gedachten en gevoelens gezuiverd en gekalmeerd.

Terugkeren naar de Bron

'Jullie zijn niet zwak en hulpeloos.
Iedere kracht en ieder vermogen ligt binnen in je.'
'Ondermijn jezelf nooit door te denken dat het hopeloos met je is, dat je slecht bent, minderwaardig, of iemand die niet telt.
Geen enkele ziel is waardeloos.'
Zelfvertrouwen betekent niet vertrouwen in je ego.
Dat is een grote vergissing, want het ego moet juist worden vernietigd.
Zelfvertrouwen is het vertrouwen, dat je het Atma bent, het eeuwige, onveranderlijke Zelf en daarmee is het de basis voor Zelfverwerking. Zelfvertrouwen schenkt je de vastberadenheid en het doorzettingsvermogen die nodig zijn om de hindernissen te overwinnen op de weg naar het doel, de eenwording van God.
Ontwikkel daarom een onwankelbaar vertrouwen in jezelf en dus in God. Geef niet toe aan twijfel, angst of wanhoop, want deze vormen een ernstig struikelblok op je spirituele pad.
Maak je ook niet zoveel zorgen over je vooruitgang op geestelijk gebied, maar vertrouw op God.
Hij weet wat het beste voor je is.
'Denk niet, dat je menselijk bent en dat je de goddelijke toestand moet bereiken.
Denk liever, dat je God bent en dat je vanuit die toestand mens bent geworden.
Wanneer je op deze manier denkt, zullen alle eigenschappen van God zich in jou openbaren.
Weet, dat je komt van God en mens bent geworden en dat je tenslotte terug zult keren naar je bron.'

Jezus en Christus - Bewustzijn

De oorspronkelijke naam van Jezus was Isa, wat Sai wordt wanneer je hem herhaalt.
Isa en Sai betekent allebei Ishwara, God, het eeuwige Absolute, de sat-chit-ananda (volmaakt zijn, volmaakt bewustzijn, volkomen gelukzaligheid).
In het Tibetaanse manuscript uit het klooster waar Isa enige jaren doorbracht, is Zijn naam geschreven als Issa, hetgeen 'de Heer van alle levende wezens' betekent.
Sai Baba heeft gezegd, dat Jezus in de periode die niet in de bijbel wordt beschreven, met name door India, Tibet, Perzie en gebieden die wij nu kennen als Rusland heeft gereisd.
Hij kwam in India aan toen Hij ongeveer 16 jaar was.
Zijn moeder, Maria, had huishoudelijke bezittingen verkocht om Hem te helpen bij zijn reis.
Jezus reisde vrijwel zonder geld, had vaak slechts een maaltijd per dag en droeg alleen een lendendoek van het soort dat nu een dhoti wordt genoemd.
'Vanaf Zijn zestiende jaar reisde Hij acht jaar lang door India, Tibet, Iran en Rusland.
Hij werd nu eens beschouwd als een bedelaar en dan weer als een sannyasin (iemand die volledig onthecht is).
Jezus bezat geen geld. Zijn ouders waren erg arm en lieten Hem al op jeugdige leeftijd aan Zijn lot over.'
Aanvankelijk noemde Jezus zich een boodschapper van God.
Omstreeks Zijn twintigste jaar kwam Hij tot het besef, dat Hij een deel was van God en noemde Hij zich Gods zoon.
Uiteindelijk verwierf Hij de wijsheid, dat Hij en God een waren.
Dit laatste stadium, het advaita-stadium, bereikte Hij in Zijn vijfentwintigste levensjaar, terwijl Hij in India was.
Jezus bereikte dus moksha (bevrijding) tijdens Zijn leven.
Hij werd een jivanmukta, iemand die zich op geen enkele manier meer met zijn lichaam vereenzelvigt.
Aangezien Hij de taak te vervullen had op aarde, gaf Hij de staat van goddelijke bewustzijn echter weer op om te voorkomen dat Zijn lichaam zou sterven.
Hij daalde af naar het stadium van goddelijke visie, waarin nog een spoortje is van dualiteit.
Hierdoor kon Hij blijven leven om Zijn taak, het verheffen van de mensheid en het uitstralen van liefde, te volbrengen. Na deze ervaring van eenheid keerde Hij terug naar Israël, waarbij Hij door Tibet, Afghanistan, Iran en Rusland trok.
'Van het begin af was Jezus een zuiver, onbaatzuchtig en altijd liefdevol mens. Belangeloos wijdde Hij iedere handeling aan het welzijn van de wereld. Reeds op jeugdige leeftijd verklaarde Hij: 'Ik ben de boodschapper van God. Ik ben gekomen als een dienaar van al Gods kinderen.'
'Later trok Hij zich uit de wereld terug om allen te zijn en zich te verdiepen in de aard van God. Gedurende twaalf jaar was Hij geheel verzonken in de God binnen zichzelf. De ongekende kracht van Zijn goddelijk bewustzijn bracht Hem nog dichter bij God. Door de kracht van Zijn goddelijk bewustzijn groeide Jezus dichter, dichter en steeds dichter toe naar God en besefte Hij dat Hij zelf de zoon van God was.
Nog sterker hunkerend naar God ondernam Hij een pelgrimstocht naar een verlaten deel van het Himalaya-gebergte en verzonk zelfs nog dieper en bestendiger in Gods liefde.
Vijf jaar lang ging Hij hiermee door.
In Zijn afzondering in de bergen beoefende Hij een aantal intense geestelijke disciplines.
Hij zag in, dat de allesomvattende liefde van de Vader Zijn eigen fundamentele aard was.
Hij verklaarde: 'Ik en mijn Vader zijn èèn.'
Het volle bewustzijn van Zijn eenheid met de Almachtige viel Hem ten deel toen Hij in India was.
Na de absolute eenwording met God te hebben verwezenlijkt en beseffend dat Hij en de heilige Geest een waren en niet te scheiden, keerde Hij terug naar de landen in het Westen.
Gedurende zeventien jaar was Hij bijna geheel alleen geweest.
De tijd was aangebroken, dat Hij ging optreden als een voorbeeld voor anderen en hun de manier van leven liet zien die zou leiden tot hun redding.
Hij leerde hun, dat niet alleen Hij een boodschapper was van God.
Wij allen zijn Gods boodschappers, gezonden om een heilig stempel te drukken op de geschiedenis van de mensheid.'
Jezus kondigde reeds op jeugdige leeftijd aan, dat Hij was gekomen om het geestelijk pad te verlichten.
Hij noemde zich aanvankelijk een boodschapper van God, een knecht, een dienaar.
Hij zocht God in de uiterlijke wereld.
Hij voelde zich wel met God verbonden, maar Hij kende lichaamsbewustzijn.
Dit is het dvaita-stadium; God en de schepping zijn twee.
Hij hield zich gedurende twaalf jaar bezig met onbaatzuchtige dienstverlening, studie, meditatie en andere geestelijke oefeningen. In die jaren, waarin Hij veel rondzwierf in eenzame streken, groeide Hij Hem het besef, dat Hij veel meer dan alleen Zijn lichaam was, dat Hij het kind van onsterfelijkheid was, een goddelijke vonk, de zoon van God.
Ofschoon verschillend is er een nauwe verwantschap tussen vader en zoon.
Jezus voelde zich een deel van God.
Dit is het visishtadvaita-stadium; God en de schepping zijn aspecten van hetzelfde.
Vervolgens trok Jezus zich gedurende vijf jaar terug in het Himalaya-gebergte in de Indiase deelstaat Kashmir.
Hij woonde er een deel van deze tijd in kloosters, waar Hij veel vertolkers en beoefenaars van de advaita-filosofie ontmoette.
Aan het einde van deze periode verwerkelijkte Hij de eenheid achter alle verscheidenheid.
Hij verzonk volledig in God.
Dit is het Advaita-stadium: God en de schepping zijn een.
Er is geen verschil en er is nooit een verschil geweest.
Er bestaat niets behalve God.
Over dit stadium in het leven van Jezus spreekt ook het evangelie van Johannes 10:24-38.
Jezus besteedde meer dan zeventien jaar aan gebed, meditatie en dienstbaarheid aan de mensheid voordat Hij de eenheid met God bereikte.
Voor het bereiken van de bevrijding zijn lange jaren van geestelijke discipline en ijver nodig.
Ieder die God zoekt, moet dezelfde stadia als Jezus doorlopen.
'Iedereen moet in zijn leven van de toestand van dualisme, waarin men zich gescheiden voelt van God, voortschrijden naar de toestand van speciaal non-dualisme, als Gods vertrouwde kind.
Hierna moet de toestand van eenheid met de hemelse Vader worden bereikt - volledig non-dualisme.'
De eerste stap is dus een dienaar van God te worden en de mensheid te dienen.
De tweede stap vindt plaats wanneer je door je dienst aan God geheel in beslag wordt genomen.
Als je het derde stadium bereikt, zijn er geen slagbomen meer tussen jou, God en de mensheid.
Alles is liefde.
Alles is een.'
'Jezus onderwees eenvoudige praktische lessen in spirituele vooruitgang voor het welzijn van de mensheid.
Hij openbaarde goddelijke krachten om de mensen vertrouwen te laten krijgen in de geldigheid van Zijn leringen.
Hij wees de weg die de mens zoete nectar van ananda (gelukzaligheid) kon schenken.
Hij spoorde de mensen door Zijn leringen en Zijn voorbeeld aan om de deugden van liefdadigheid, mededogen, verdraagzaamheid, liefde en geloof aan te kweken.'
'Jezus was de belichaming van mededogen en liefde.
Zijn hart smolt van medelijden, wanneer Hij iemend zag lijden.
Zijn hele leven was toegewijd aan dienstverlening.
In het belang van de waarheid gaf Hij zijn eigen leven.'
Het volk vereerde Jezus als de Christus, de gezalfde, want zij vonden in Zijn woorden en daden geen spoor van ego.
Niet iedereen steunde echter Zijn opvattingen.
'Mensen die aan de tradities vasthielden en zelfzuchtige mensen beschouwden Jezus als een valse profeet en probeerden Zijn missie op alle mogelijke manieren tegen te werken.'
De eerstgenoemde beschouwden de rituelen en de voorschriften die door de profeten waren neergelegd in het Oude testament als rechtsgeldig voor alle tijden en op grond daarvan beschouwden zij de leringen van Jezus als verkeerd.
Dit probleem, namelijk dat van de letter en de geest van de geschriften, bestaat in ieder tijdperk.
Bij de letter van de geschriften moeten denken aan regels, rituelen, geboden en verboden die tijdgebonden zijn.
Bij de geest van de geschriften gaat het om de onderliggende waarheid die voor alle tijden geldt.
Vaak gaat men na verloop van tijd de regels en rituelen als geldig voor alle tijden zien en verliest men de onderliggende waarheid uit het oog.
Naast deze groep mensen was er nog een tweede groep die Jezus leringen - maar dan uit eigenbelang - afwees.
'Bepaalde schriftgeleerden en priesters voelden zich door Jezus bedreigd.
Zij benijdden de aantrekkingskracht die Hij had op gewone mensen.'
'De priesters en schriftgeleerden voelden hoe hun greep op het volk verslapte.
Zij wisten, dat de dag zou komen, dat hun rijkdom, bezittingen en machtige positie alle zouden verdwijnen.
Zij besloten zich van Jezus te ontdoen voordat Zij leringen zich verder zouden verspreiden.
De priesters gingen samenzweren en intrigeren.
Zij maakten slechte plannen en raakten bezeten door snode gedachten.'